Wat zijn onroerende inkomsten?

Wat kwalificeert als onroerende inkomsten in de personenbelasting?

Wat zijn onroerende inkomsten?

Wat kwalificeert als onroerende inkomsten in de personenbelasting?

I. Begrip onroerend goed

1. Algemeen

Goederen zijn onroerend uit hun aard, door bestemming of door het voorwerp waarop zij betrekking hebben.

Categorieën

Uit hun aard 

De meeste onroerende goederen zijn onroerend uit hun aard. Het betreft (art. 517, 518 en 519 BW):

-  ongebouwde onroerende goederen (terreinen, bossen, weides, meren, wegen, enz.); en

-  gebouwde onroerende goederen (gebouwen verbonden met de grond: huizen, fabrieken, bruggen, masten, materieel en outillage, enz.).

Door het voorwerp waarop ze betrekking hebben 

De onroerende goederen door het voorwerp waarop zij betrekking hebben zijn de rechten die aan de onroerende goederen verbonden zijn: vruchtgebruik, erfdienst­baarheden of grondlasten en vorderingen die het onroerend goed opeisen (art. 526 BW).

Door bestemming

 De categorie onroerend goed door bestemming omvat alle voorwerpen die de eigenaar op zijn erf geplaatst heeft voor de exploitatie van het erf en de roerende voor­werpen die hij blijvend met het erf verbonden heeft (art. 524 BW).

Materieel en outillage

Het materieel en outillage omvat alle toestellen, machines en installaties gebruikt voor de exploitatie van een handels-, nijverheids- of ambachts­bedrijf, die blijvend met het erf verbonden zijn of die, omwille van hun gewicht, hun afmetingen, wijze van plaatsing of werking, niet verplaatst kunnen worden (art. 471, §3 WIB).

Materieel en outillage is:

-  onroerend uit hun aard (ze zijn verbonden met de grond of ze kunnen niet verplaatst worden zonder beschadiging);

-  onroerend door bestemming (ze zijn blijvend verbonden met de grond voor de exploitatie); of

-  roerend.

Toelichting 

a. Materieel en outillage kan enkel onroerend door bestemming zijn, als de eigenaar van de grond ook eigenaar is van het materieel en outillage (art. 524 BW).

b. Het begrip materieel en outillage omvat in het bijzonder het materiaal gemaakt voor onder­zoek en ontwikkeling als de productie-eenheden en de studie- en onderzoeks­diensten een samenhangend geheel vormen (Cass., 13.01.2015; Bergen, 26.02.2014).

2. Voorbeelden

Worden beschouwd als onroerend uit hun aard

·        een demonteerbaar paviljoen, verankerd in de grond en verbonden met water en elektriciteit (Luik, 13.11.1990);

·        containers die rusten op betonblokken door hun eigen gewicht (rb. Gent, 18.10.2001);

·        een grote stacaravan die op dezelfde plaats blijft staan, die op stutten of betonblokken geplaatst is en die met een afsluiting of een haag afgebakend is (Gent, 16.03.2000);

·        een mast die met schroefbouten bevestigd is op een betonnen onderbouw (parl. vr. nr. 1188, de Clippele, 05.03.2001);

·        een tankinstallatie met leidingen en een weeginstallatie op funderingen, verbonden met de grond (Antwerpen, 02.06.1994);

·        de installatie van een benzinepomp (Cass., 15.09.1988);

·        een grote rolkraan op sporen en verbonden met de grond door het eigen gewicht, zelfs wanneer de kraan slechts beperkt kan bewegen (Cass., 14.02.2008; Cass., 15.03.2012);

·        een extrusiemachine (een petrochemische installatie) (Gent, 09.05.2006);

·        zaagmachines en ontschorsmachines van hout die een vast geheel vormen op een betonnen sokkel die daartoe speciaal gebouwd werd (rb. Namen, 15.12. 2011).

Worden niet beschouwd als onroerend uit hun aard

·        een kleine chalet op een camping, die niet verankerd is met de grond en dus wel verplaats­baar is zonder demontage (Gent, 17.05.1966);

·        een wooncaravan, voorzien van water- en elektriciteitsaansluitingen, die geïnstalleerd werd zonder bouwvergunning (toen), verplaatsbaar is zonder beschadiging en waarop geen registratierechten verschuldigd zijn in geval van verkoop (Bergen, 27.05.1988);

·        een mast die gewoon vastgeschroefd is op een betonnen ondergrond (parl. vr. nr. 1188, de Clippele, 05.03.2001);

·        een woonboot (parl. vr. nr. 247, Schiltz, 26.06.2008).

Worden beschouwd als onroerend door bestemming

·        de uitrusting van een bakkerij (Brussel, 15.09.1994);

·        een heftruck ‘Clarks’ van een haveninstallatie (Gent, 13.10. 2009).

 

II. Kadastraal inkomen

Begrip

Het kadastraal inkomen (ki) van een onroerend goed is een forfaitair bedrag dat geacht wordt overeen te stemmen met het normale gemiddelde netto-inkomen van het gebouw op jaarbasis (art. 471, §2 WIB). Het wordt gebruikt als:

-  belastbare basis van de onroerende voorheffing voor in België gelegen onroerende goederen; en

-  basis om het belastbaar onroerend inkomen in de personenbelasting te berekenen.

Toelichting 

a. Het bedrag van het ki staat vermeld op het aanslagbiljet van de onroerende voorheffing. Dat document kan men bekomen bij het contactcenter van de FOD Financiën (tel.: + 32/2 572 57 57).

b. Voor het begrip normaal gemiddeld netto-inkomen

Bedoelde onroerende goederen

Er wordt een ki toegekend aan de onroerende goederen uit hun aard en het materieel en outillage (art. 471, §1 en 472, §1 WIB). Vroeger werd er enkel een ki toegekend wanneer deze goederen zich in België bevonden. Sinds aanslagjaar 2022 wordt er echter ook een ki toegekend aan in het buitenland gelegen goederen. Het ki wordt bepaald per kadastraal perceel. Wanneer een perceel materieel en outillage omvat, dan wordt hiervoor een afzonderlijk ki vastgesteld, onafhankelijk van de grond.

Toelichting 

a. Aan het materieel en outillage die eigendom zijn van vrije beroepers, kan geen ki toegewezen worden (rb. Gent, 29.03.2011), zelfs wanneer dit beroep uitgeoefend wordt via een vennootschap (Antwerpen, 29.10.2002).

b. De gemeenschappelijke delen van onroerende goederen in appartementen zijn niet belast­­baar, hier mag dus geen ki voor vastgesteld worden (rb. Brussel, 27.06.2012).

1. Kadastraal inkomen (niet-geïndexeerd)

a. Toekenning of herziening

Voor onroerende goederen gelegen in België en in het buitenland moeten de volgende gebeurtenissen binnen de 30 dagen spontaan gemeld worden aan de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie (AAPD). Deze geven aan­leiding tot de toekenning van een (nieuw) kadastraal inkomen van het onroerend goed (art. 473 WIB):

-  ingebruikname of verhuring van nieuwe onroerende goederen;

-  voltooiing van de werken aan de gewijzigde onroerende goederen;

-  verandering in de wijze van exploitatie, de omvorming of de verbetering van onge­bouwde onroerende goederen (Cass., 19.09.2003);

-  ingebruikstelling van een nieuw of toegevoegd materieel of outillage, alsook de wijziging of de definitieve buitengebruikstelling van materieel en outillage.

Toelichting 

a. Een nieuw opgericht of herbouwd onroerend goed gelegen in België wordt geacht in gebruik genomen te zijn door de belastingplichtige vanaf het moment dat hij er zijn domicilie gevestigd heeft (art. 473, §1, lid 3 WIB).

b. De belastingplichtige die een zakelijk recht op een onroerend goed dat gelegen is in het buitenland verwerft of vervreemdt, moet dit binnen de vier maanden aangeven bij de AAPD (art. 473, §2, lid 1 WIB).

c. Energiebesparende investeringen geven geen aanleiding tot een herziening van het ki wanneer de werken van dien aard zijn dat er een zeker comfort en een verhoging van de huurwaarde bekomen wordt (bv. installatie van centrale verwarming). Op basis van een administratieve tolerantie geven onder meer de volgende investeringen geen aanleiding tot een herziening van het ki (circ. 3/2010, 22.02.2010):

-  vervanging van een oude verwarmingsketel door een condensatieketel, een hout­gestookte verwarmingsketel, microwarmte­krachtinstallatie of een geothermische warmtepomp;

-  plaatsing van een systeem van waterverwarming dat gebruikmaakt van zonne-energie (voor zover er voor de werken een systeem van waterverwarming aanwezig was);

-  plaatsing van zonnecelpanelen;

-  vervanging van beglazing door dubbele of driedubbele superisolerende beglazing;

-  isolatie van daken, muren en vloeren;

-  plaatsing van warmteregeling en/of een thermostaat met tijdsinschakeling;

-  alle renovatiewerken aan een woning waardoor een certificaat van ‘passieve woning’ ver­strekt kan worden.

d. In geval van een belangrijke wijziging in de huurwaarde mag de Administratie een onder­zoek instellen voor een buitengewone herziening van het ki, of op vraag van de burge­meester of een groep van belastingplichtigen die minstens 10% van de geviseerde percelen bezitten in de gemeente of de kadastrale afdeling van de gemeente zoals bedoeld in de vraag van de Administratie (art. 490 WIB).

Wanneer de wijziging, door werken bevolen door de openbare macht of door toedoen van derden, resulteert in nieuwe en blijvende omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige, kan de herziening ook gevraagd worden door één enkele belasting­plichtige (in plaats van een groep belastingplichtigen). Het gaat bijgevolg om een speciale herziening (art. 491 WIB).

e. Het in aanbouw nemen van onbebouwde gronden en de bebossing van gronden geven slechts aanleiding tot wijziging van het ki vanaf het 11de en het 21ste jaar na de ontginning of ont­bossing (art. 494, §3 WIB).

b. Vaststelling van het bedrag

Onderzoek

Om de noodzakelijke inlichtingen te verzamelen voor de vaststelling of de herziening van het ki, mag de Administratie van de belastingplichtige, de huurders, de openbare diensten en de landmeter-experten eisen dat zij alle nodige inlichtingen in dit verband verstrekken (art. 474 tot 476 WIB).

Personeelsleden van de Algemene Administratie van Patri­monium­documentatie mogen zich tussen 8 en 18 uur in om het even welk onroerend goed begeven, op voorwaarde dat zij hun aanstellingsbewijs kunnen voorleggen.

Toelichting 

Als de toegang tot het gebouw geweigerd wordtmogen zij het onroerend goed slechts betreden met de bijstand van de burgemeester, de politiecommissaris of een van hun afgevaardigden (art. 476 WIB).

Methode

Bebouwd perceel 

Voor een bebouwd perceel stemt het ki overeen met de normale netto­huurwaarde van 1 januari 1975. Voor de gebouwen die niet bestonden op deze datum, baseert de Administratie zich op een vergelijking van gelijkaardige percelen (bepaald door de Administratie), met uitsluiting van de percelen met een abnormaal laag of abnormaal hoog inkomen (art. 477, §1 en 486 WIB). Bij gebrek aan vergelijkbare percelen (wat zich vaak voordoet voor grote gebouwen zoals scholen, ziekenhuizen, enz.), bedraagt het ki 5,3% van de normale verkoopwaarde van het perceel in 1975 (art. 478, lid 1 WIB).

In geval er geen enkele referentie voorhanden is om de normale verkoopwaarde van het perceel vast te stellen (wat zich vaak voordoet bij onroerende goederen gelegen in het buitenland), wordt het kadastraal inkomen als volgt vastgesteld: actuele normale verkoopwaarde/correctiefactor x 5,3% (art. 478, lid 3 WIB; punt 11 circ. 2021/C/21, 01.03.2021). Deze correctiefactor wordt jaarlijks vastgesteld door de fiscus en bedraagt 15,250 voor aj. 2023.

Beschikt men echter over informatie over de huurwaarde of de verkoopwaarde (van een normale verkoop) van het goed in 1975, dan kan men aan de Administratie vragen om deze waarden te gebruiken in plaats van voormelde formule (punt 12 circ. 2021/C/21, 01.03.2021).

Ongebouwd perceel 

Voor een ongebouwd perceel gelegen in België, wordt het ki in principe vastgesteld door vergelijking, met een minimum van € 2,00/hectare (art. 482 WIB). In afwijking hiervan wordt het ki van terreinen met handels- of nijverheidsgebruik (openluchtparkings, enz.) vastgesteld op 5,3% van de normale verkoopwaarde van het perceel in 1975 (art. 479 tot 482 WIB). Het kadastraal inkomen van ongebouwde onroerende goederen die gelegen zijn in het buitenland wordt steeds forfaitair vastgesteld op € 2,00/hectare (art. 482/1 WIB).

Materieel en outillage 

Het ki van materieel en outillage wordt vastgesteld op 5,3% van de gebruikswaarde (art. 483 WIB). Er wordt echter geen ki toegekend als deze waarde niet minstens € 4.000 per perceel bedraagt (art. 484 WIB).

Toelichting 

a. Voor de gebouwde percelen stemt de normale nettohuurwaarde overeen met de bruto-inkomsten verminderd met 40% forfaitaire onderhouds- en herstellingskosten. Deze vermindering slaat op het inkomen van het gebouw en zijn gebouwde aanhorig­heden alsook op de ongebouwde aanhorigheden tot een maximumoppervlakte van 8 are (art. 477, §2 WIB). Voor ongebouwde percelen stemt de nettohuurwaarde overeen met het normaal bruto-inkomen verminderd met 10% forfaitaire onderhouds- en herstellingskosten (art. 479, §2 WIB). Onder bruto-inkomen wordt het totale bedrag van de huurprijs en huurvoordelen begrepen. Wanneer het huurvoordeel bestaat uit een eenmalige uitgave, dan wordt dat bedrag over de gehele duur van het huurcontract verdeeld (art. 477, §3 WIB).

b. De verkoopwaarde van een onroerend goed is de waarde die vastgesteld wordt door een schatter van onroerende goederen (art. 478 WIB).

c. Voor het materieel en outillage wordt de gebruikswaarde geacht gelijk te zijn aan 30% van de aanschaffings- of beleggingswaarde van nieuwe goederen, eventueel vermeerderd met de kosten van veranderingen (art. 483, lid 2 WIB).

c. Communicatie

Betekening

Elk nieuw of herzien ki wordt, in principe, vóór 30 april van het jaar dat volgt op de gebeurtenis dat aanleiding geeft tot de betekening of wijziging van het ki aan de belastingplichtige betekend, behalve (art. 495, §1 WIB):

-  als de belastingplichtige reeds zijn schriftelijk akkoord gegeven heeft over een vast bedrag;

-  wanneer het gaat om een eenvoudige wijziging aan de oppervlakte van een ongebouwd onroerend goed, buiten elke verandering in de wijze van exploitatie, omvorming, beschadiging of waardevermindering die een wijziging van het ki per hectare met zich meebrengt.

Geldigheidsdatum

In principe wordt het nieuwe ki geacht te bestaan vanaf de eerste dag van de maand volgend op het feit waarvan aangifte gedaan werd (art. 494, §5 WIB).

In afwijking hiervan krijgen de wijzigingen van het ki, die voortvloeien uit de renovatie van woningen die gelegen zijn in een zone voor positief grootstedelijk beleid (in de zin van art. 14530 WIB), pas uitwerking vanaf de eerste dag van het zesde of het negende jaar dat volgt op het feit waarvan aangifte gedaan werd (art. 494, §6 WIB).

d. Betwisting

Algemeen

In principe kan de belastingplichtige in bezwaar gaan tegen het betekende ki. Bij uitzondering kan men geen bezwaar indienen tegen het ki van gebouwde onroerende goederen, wanneer dat vastgesteld werd volgens de gegevens van een huurcontract dat de belastingplichtige zelf gesloten heeft (art. 497 WIB).

Betwisting

Het bezwaar, dat de verplichting tot aangifte van het betwiste inkomen niet opschort, moet het nieuwe bedrag van het ki vermelden dat de belastingplichtige voorstelt en moet binnen de twee maanden vanaf de datum van betekening van het ki aangetekend verstuurd worden aan de ambtenaar belast met de controle (behoudens overmacht) (art. 499 WIB).

Eens deze termijn vervallen is, kan het ki niet meer betwist worden, tenzij aangetoond kan worden dat bij de vaststelling van het ki een schrijf- of rekenfout gemaakt werd (art. 494, §1, 5° WIB).

Procedure

Als er onenigheid blijft bestaan na onderhandelingen kan de belasting­plichtige een aanvraag tot bemiddeling indienen bij de fiscale bemiddelings­dienst (art. 501bis, §1 WIB). Als dit geen oplossing biedt, wordt een proces-verbaal opgesteld van niet-akkoord.

Daarna hebben de onderzoekende ambtenaar en de belastingplichtige de mogelijk­heid om een arbitrageprocedure te vorderen om het ki vast te stellen (art. 501bis, §2 WIB; KB 10.10.1979). Bij onenigheid over de benoeming van de bemiddelaar, wanneer de belasting­plichtige het proces-verbaal getekend heeft, is het aan de Administratie om een bevoegde vrederechter aan te stellen en hem te verzoeken een scheidsrechter aan te stellen. Als de Administratie dit niet doet, komt dit initiatief toe aan de belasting­plichtige.

De rechterlijke macht is in principe niet bevoegd om het bedrag van het kadastraal inkomen vast te stellen in plaats van de Administratie, zelfs niet wanneer de Administratie niet binnen de zes maanden na de indiening van het bezwaar gehandeld heeft (rb. Brussel, 07.06.2006).

Een beroep tegen de beslissing van de bemiddelaar is tevens mogelijk, in het geval van overtreding van de wettelijke en reglementaire bepalingen of substantiële vormen, in de maand die volgt op de kennisgeving van de beslissing, bij de rechtbank van eerste aanleg (art. 18, KB 10.10.1979; art. 569, 32° GW).

Toelichting 

a. De arbitrageprocedure is vastgelegd bij Koninklijk Besluit (KB 10.10.1979). De kosten worden gedragen door de partij waarvan het cijfer van het definitieve ki het meest afwijkt, of door beide partijen wanneer het definitieve ki de middenweg is van beide voorstellen.

b. Een bezwaar tegen het kadastraal inkomen mag niet verward worden met een bezwaar tegen de onroerende voorheffing.

2. Indexatie

In theorie gaat de Administratie van het kadaster om de tien jaar over tot een algemene perequatie (d.w.z. het bijwerken) van de kadastrale inkomens (art. 487 WIB).

In de praktijk dateert de laatste perequatie van 1980 en is deze gebaseerd op de normale nettohuurwaarden van 1 januari 1975. Sindsdien worden de kadastrale inkomens geïndexeerd (art. 255, §1, lid 1 WIB; art. 1.1.0.0.2., lid 13, 4° VCF; art. 518 WIB) op basis van de gemiddelde index (Bijlage 2, circ. 4/2008, 07.03.2008).

Inkomstenjaar

Index

2017

1,7491

2018

1,7863

2019

1,8230

2020

1,8492

2021

1,8630

2022

1,9084

Het resultaat van de berekening moet afgerond worden op de hogere of de lagere euro naargelang het cijfer van de centiemen al dan niet vijftig bereikt (art. 518 WIB).

Toelichting 

Het is het niet-geïndexeerde ki dat aangegeven moet worden in de aangifte. De Administratie past zelf de indexatie toe.

3. Tijdelijke vermindering voor improductiviteit

Het ki wordt proportioneel verminderd in verhouding tot de duur en de omvang van de improductiviteit, of tot het ontbreken van het genot van de inkomsten of het verlies ervan (art. 15, §1 WIB):

-  een ongemeubileerd gebouwd onroerend goed, in geval van leegstand of totale en onvrijwillige improductiviteit (Cass., 26.03.1998) gedurende ten minste 90 dagen in de loop van het jaar of in geval van vernieling (tot minstens een kwart van het ki) als gevolg van buitengewone gebeurtenissen onafhankelijk van de wil van de eigenaar (Gent, 03.02.2004);

-  een gemeubileerd onroerend goed, in geval van vernieling (tot minstens een kwart van het ki) als gevolg van buitengewone gebeurtenissen onafhankelijk van de wil van de eigenaar (Gent, 03.02.2004);

-  het geheel van het ki of een gedeelte (tot minstens een kwart van het ki) van materieel en outillage wordt verminderd, wanneer het voor minstens 90 dagen buiten ge­bruik is tijdens een jaar of in geval van vernieling als gevolg van buitengewone gebeur­tenis­sen onafhankelijk van de wil van de eigenaar (Gent, 03.02.2004). Wanneer de impro­ductiviteit van meerdere elementen van het materieel en outillage van een onroerend goed niet gelijktijdig ontstaan is, wordt de improductiviteit beschouwd niet te hebben bestaan tot op het ogenblik waarop de improductiviteit voor het geheel van het materieel en outillage van toepassing is (Gent, 25.03.2014).

De voorwaarden voor de vermindering moeten nagegaan worden per kadastraal perceel of per gedeelte van kadastraal perceel, wanneer dat gedeelte een afzonderlijke huisvesting betreft, een afdeling van een productie of werkzaamheden die afzonderlijk kunnen werken ofwel een eenheid die van de andere goederen afgezonderd kan worden en zo afzonderlijk gekadastreerd kan worden (art. 15, §2 WIB).

Toelichting 

a. De 90 dagen moeten niet aaneensluitend zijn, maar moeten zich wel voordoen binnen hetzelfde kalenderjaar (parl. st. Senaat, 30.03.1995, 1360/2, p. 8).

b. In geval van faillissement van de huurder wordt de vermindering voor improductiviteit beperkt in verhouding tot de ontvangen vergoeding van de curator en de ontvangen huur­waarborg (Brussel, 13.01.2011).

c. In geval van verkoop van een deel van het bedoelde onroerend goed wordt dit deel beschouwd als een inkomen en bijgevolg spreekt men niet over improductiviteit (Gent, 15.04.2014).

d. De rechtspraak is van oordeel dat men kan spreken over onvrijwillige improducti­viteit, wanneer de belastingplichtige niet de mogelijkheid had om inkomsten te genereren uit zijn onroerend goed (Gent, 18.03.2014), dit is onder meer het geval:

-  tijdens renovatiewerken die noodzakelijk zijn voor de bewoning of de verhuur van het onroerend goed (Brussel, 30.04.2009);

-  wanneer een gebouw onveilig is en vol met oude nutteloze meubels staat (Bergen, 03.01.1992);

-  tijdens de verkoop van het onroerend goed, wanneer de verhuur zeer moeilijk geacht wordt gezien de omstandigheden (Brussel, 19.11.1992);

-  tijdens de periode van leegstand als gevolg van een gerechtelijke ontbinding van een verkoop (Antwerpen, 06.04.1993) of tijdens de periode tussen het compromis en de notariële akte wanneer deze verlengd wordt door de koper (Gent, 17.12.2013);

-  wanneer het meermaals te huur aangeboden wordt zonder resultaat (Gent, 13.12.2011);

-  voor een gebouw gelegen binnen de perimeter van een groot vastgoedproject, waarvoor projecten onteigend worden (Gent, 13.01.2015);

-  voor een oud, industrieel onroerend goed in slechte staat, tijdens de periode die nood­zakelijk is om de nodige vergunningen en toestemmingen te verkrijgen om het een productieve bestemming te geven (Gent, 09.09.2014);

-  het eenvoudige feit dat het onroerend goed verkocht wordt tijdens het jaar, heeft niet automatisch tot gevolg dat dit goed ‘productief’ is (GW, 10.10.2014);

-  als een gebouw, dat deel uitmaakt van een leasing, inkomsten genereert voor de leasing­gever, dan zijn deze inkomsten roerende inkomsten en geen onroerende inkomsten. Enkel de, al dan niet, aanwezigheid van de inkomsten in hoofde van de leasingnemer wordt in rekening genomen (Gent, 24.02.2015).

e. De rechtspraak beschouwt niet als onvrijwillige improductiviteit:

-  wanneer het onroerend goed als stockageruimte gebruikt wordt (zelfs al gaat het enkel om meubelopslag tijdens werken) (Cass., 11.02.2010);

-  tijdens de periode voorafgaand aan de werken, waarin de eigenaar beslist het goed niet te verhuren (Antwerpen, 06.06.1995);

-  wanneer de improductiviteit gekend is door de koper wanneer hij het onroerend goed kocht (Luik, 21.06.2000);

-  wanneer een onroerend goed te koop gesteld wordt, zonder dat dit gelijktijdig te huur aangeboden wordt, zonder dat hier een specifieke reden voor is (Bergen, 01.12.1999);

-  tijdens de werkzaamheden van de omvorming van een gebouw dat nog steeds gebruikt kan worden voor zijn oorspronkelijke bestemming (Bergen, 14.03.2012);

-  wanneer het onroerend goed niet te koop aangeboden wordt op vraag van de mede-eigenaars (Gent, 25.10.2011);

-  bij afbraak of ontmanteling van een gebouw op initiatief van de belastingplichtige (Gent, 18.03.2014).

f. Worden beschouwd als gebeurtenissen onafhankelijk van de wil van de eigenaar: branden, instortingen, slechte weersomstandigheden (hagel, overstroming, storm, enz.) of “elke andere rampspoedige gebeurtenis” (Gent, 03.02.2004).