Uw loon als bedrijfsleider: kwalificatie

Om uw loon als bestuurder of zaakvoerder te bepalen, is het vooreerst van belang om te weten hoe de fiscus het begrip ‘loon’ definieert en wat er dus allemaal als loon beschouwd wordt en ook zo belast wordt...

Uw loon als bedrijfsleider: kwalificatie

Om uw loon als bestuurder of zaakvoerder te bepalen, is het vooreerst van belang om te weten hoe de fiscus het begrip ‘loon’ definieert en wat er dus allemaal als loon beschouwd wordt en ook zo belast wordt...

Hiervoor kan het Wetboek Inkomstenbelastingen (WIB 92) geraadpleegd worden, dat een ruime invulling geeft aan het begrip ‘loon’. Wat had u anders gedacht... ? Eens kijken dus wat er precies als loon voor u als zaakvoerder/bestuurder aanzien wordt.

Let op! Het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) van 28 februari 2019 heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BVBA) vervangen door de besloten vennootschap (BV). Het bestuur van een BV wordt niet langer gevoerd door een ‘zaakvoerder’, maar door een ‘bestuurder’. Deze nieuwe benamingen (BV in plaats van BVBA en ‘bestuurder’ in plaats van ‘zaakvoerder’) moeten sinds 1 januari 2020 gebruikt worden, ook door de vennootschappen die hun statuten nog niet effectief aangepast hebben aan de nieuwe wetgeving. Die aanpassing moet trouwens gebeuren tegen 1 januari 2024! De maatschap, de commanditaire vennootschap en de vennootschap onder firma behouden wel een ‘zaakvoerder’ onder de nieuwe wetgeving. Voor de naamloze vennootschap verandert er niets; de benaming ‘bestuurder’ wordt behouden.

1. Alle beloningen

De fiscale wet schrijft voor dat uw loon als zaakvoerder/bestuurder vooreerst ‘alle beloningen’ omvat die aan u worden verleend (art. 32 WIB 92).

Het woord ‘alle’ is hier zeer belangrijk en moet letterlijk genomen worden: tot uw loon behoren werkelijk álle voordelen die rechtstreeks óf onrechtstreeks hun oorsprong vinden in de uitoefening van uw functie als zaakvoerder of bestuurder.

Het is daarbij zelfs niet eens nodig dat de beloning of het voordeel ook een effectieve tegenprestatie is van uw beroepswerkzaamheid als zaakvoerder of bestuurder. Vanaf het moment waarop u vanuit uw vennootschap geld of een bepaald voordeel ontvangt uit hoofde van uw functie als bedrijfsleider, behoort dit voordeel automatisch tot uw loon en wordt het als dusdanig belast, ook als u daarvoor geen tegenprestatie hoeft te doen.

Uw loon als zaakvoerder/bestuurder bestaat dus niet alleen uit uw eigenlijke bezoldiging in geld (zowel vaste als veranderlijke bezoldigingen, inclusief salarissen, premies, vakantiegeld, enz.), maar ook bijvoorbeeld mogelijke opzeggingsvergoedingen en vergoedingen voor tijdelijke derving van bezoldigingen, alsook uw voordelen alle aard vallen onder het fiscale loonbegrip.

2. Tantièmes, zitpenningen, enz.

Het Wetboek Inkomstenbelastingen voorziet bovendien uitdrukkelijk dat ook de “vaste of de veranderlijke tantièmes, zitpenningen, emolumenten en alle andere sommen toegekend door vennootschappen” als belastbare bezoldigingen beschouwd moeten worden (art. 32, lid 2, 1° WIB 92).

Kent u zichzelf een tantième toe, dan is dat gewoonlijk een percentage van de totale winst van het boekjaar of een gedeelte van de uitgekeerde winst.

Volgens de fiscus gaat het om alle winstuitkeringen die uitgekeerd worden aan bestuurders van vennootschappen, in welke vorm dan ook, met uitsluiting van de dividenden.

Tip. Voor u privé is het tantième slechts belastbaar in het jaar waarin de algemene vergadering beslist heeft tot toekenning ervan. Het is echter reeds aftrekbaar in hoofde van de vennootschap in het jaar waarop de resultaatverwerking betrekking heeft, het voorgaande jaar dus...

Voorbeeld

Op de algemene vergadering in 2023 die beslist over de jaarrekening afsluitend op 31 december 2022, wordt er beslist om een tantième toe te kennen van € 25.000. Dit bedrag van € 25.000 is voor uw vennootschap nog een aftrekbare kost voor boekjaar 2022, terwijl uzelf dit bedrag slechts als loon hoeft op te nemen in uw privéaangifte voor inkomstenjaar 2023.

Ook zitpenningen of andere betaalde ‘sommen’ worden als loon beschouwd. Het gaat dan over alle andere, al dan niet periodieke vergoedingen die aan u als zaakvoerder/bestuurder worden betaald of toegekend, zoals een bonus die na het belastbaar tijdperk wordt betaald, aanwezigheidsgeld, enz.

3. Huur wordt soms ook aanzien als loon

Vraagt u fiscaal gezien te veel huur, dan wordt dat ‘teveel’ soms ook beschouwd als loon...

Dit is met name het geval wanneer u als zaakvoerder/bestuurder een gebouw waarvan u eigenaar bent, verhuurt aan uw vennootschap voor een prijs die meer bedraagt dan 5/3 van het gerevaloriseerd kadastraal inkomen (ki) (art. 32, lid 2, 3° WIB 92). Het gerevaloriseerd ki is gelijk aan het ki vermenigvuldigd met een zgn. revalorisatiecoëfficiënt. Dat is een soort van index die elk jaar wordt aangepast. Voor inkomstenjaar 2023 (aanslagjaar 2024) bedraagt de revalorisatiecoëfficiënt 5,37 ten opzichte van 4,86 voor inkomstenjaar 2022.

Wanneer het onroerend goed ofwel door een verandering van eigenaar, ofwel door een verandering van huurder, of nog een verandering van bestemming, slechts gedurende een gedeelte van het jaar verhuurd wordt aan de vennootschap, is de herkwalificatie van de huurinkomsten slechts van toepassing voor de periode waarin de voorwaarden vervuld zijn. Het ki moet dan omgedeeld worden in verhouding tot deze periode, uitgedrukt in dagen (circulaire AAFisc nr. 43/2016, 19.12.2016).

Let op! Ook de door uw vennootschap betaalde huurvoordelen tellen dan mee in de berekening...

Voorbeeld

De heer Smet, bestuurder van een vennootschap, is eigenaar van een kantoorgebouw waarvan het ki € 1.500 bedraagt. Hij verhuurt dit kantoorgebouw aan de vennootschap voor een jaarlijkse huurprijs van € 25.000. De vennootschap betaalt ook de onroerende voorheffing van € 500.

Het stuk van de huur dat niet geherkwalificeerd wordt als loon, bedraagt: € 1.500 × 5,37 (revalorisatiecoëfficiënt inkomsten 2022) × 5/3 = € 13.425.

De heer Smet ontvangt echter € 25.000 huurgeld, alsook € 500 huurvoordelen (onroerende voorheffing), dus in totaal € 25.500. Hiervan zal dus € 12.075 (€ 25.500 – € 13.425) belast worden als loon.

Stel dat de heer Smet daarnaast nog een loon als bestuurder krijgt van € 40.000, dan wordt het huurgeld boven op deze bezoldiging tegen meer dan 50% belast (rekening houdend met de gemeentebelastingen) en betaalt hij er ook nog eens socialezekerheidsbijdragen op!

Tip. Het hof van beroep te Brussel heeft in een arrest van 21 september 2016 geoordeeld dat de fiscus deze herkwalificatieregeling niet mag toepassen wanneer de bedrijfsleider het gebouw eerst zelf huurt (en hij er dus geen eigenaar van is) en het dan onderverhuurt aan zijn vennootschap. Het hof zegt dat ‘onroerende inkomsten’ belastbaar zijn ten name van “de eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker” van het onroerend goed (art. 11 WIB 92) en dat deze opsomming van “de schuldenaars van de grondbelasting niet bij analogie uitgebreid mag worden tot alle genieters van bezettingsrechten”. Daardoor is herkwalificatie volgens het hof alleen toegestaan als de bedrijfsleider eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker is van het onroerend goed dat hij verhuurt aan zijn eigen vennootschap. De fiscus mag dus een volgens hem te hoge onderhuurprijs niet herkwalificeren als een bedrijfsleidersbezoldiging. Als u van deze mogelijkheid gebruikmaakt, dan registreert u het best uw onderhuurovereenkomst. Zo krijgt de overeenkomst een vaste datum en kunt u bewijzen dat er geen veinzing is.

4. Voordelen alle aard

Ook de zgn. voordelen alle aard die u uit hoofde of naar aanleiding van het uitoefenen van uw functie als zaakvoerder/bestuurder krijgt, zijn fiscaal gezien een ‘gewoon’ loon voor u en worden dus ook als dusdanig bij u privé belast.

De voordelen alle aard of de privé belastbare voordelen kunnen zowel in geld als in natura toegekend zijn. De waardering van de privé belastbare voordelen is voor een aantal voordelen forfaitair vastgelegd bij Koninklijk Besluit (KB) en net dat maakt het interessant omdat die waardering al bij al meevalt...

De voornaamste voordelen die in het KB forfaitair gewaardeerd worden, zijn de voordelen die voortvloeien uit het privégebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig, gratis woonst, gratis verwarming, gratis elektriciteit, gratis internet, gratis pc en renteloze leningen.

Let op! In de gevallen waarin het KB niet in deze waardering voorziet, geldt als regel dat het voordeel dan tegen de werkelijke waarde gewaardeerd moet worden (art. 36, §1 WIB 92).

4.1. Gratis auto van de zaak

De gratis terbeschikkingstelling van een auto door uw vennootschap is waarschijnlijk een van de meest ‘gebruikte’ voordelen alle aard.

Voordeel forfaitair bepaald. Het voordeel alle aard voor het privégebruik van een bedrijfswagen wordt berekend aan de hand van de cataloguswaarde en de CO2-uitstoot van de wagen. Het wordt dus forfaitair bepaald, zonder rekening te houden met het werkelijk gereden aantal (privé)kilometers.

Wat is de cataloguswaarde? De Programmawet van 29 maart 2012 definieert het begrip ‘cataloguswaarde’ als volgt: “Onder cataloguswaarde wordt verstaan de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, inclusief opties en werkelijk betaalde belasting over de toegevoegde waarde, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno.”

Deze definitie maakt geen onderscheid tussen nieuwe wagens, tweedehandswagens of leasewagens: voor al deze wagens moet men vertrekken van de waarde van de wagen ‘in nieuwe staat’.

Leeftijdscorrectie. Om toch enigszins tegemoet te komen aan het verschil in waarde tussen een nieuwe auto en een occasiewagen voorziet de wet in een correctie in functie van de ouderdom van het voertuig: de cataloguswaarde mag jaarlijks met 6% verminderd worden, zonder dat de gecorrigeerde waarde minder mag worden dan 70%.

De volgende percentages van de cataloguswaarde moet men dus in aanmerking nemen bij de berekening van het voordeel (art. 36, §2 WIB 92):

Ouderdom wagen

Percentage cataloguswaarde

0 – 12 maanden

100%

13 – 24 maanden

94%

25 – 36 maanden

88%

37 – 48 maanden

82%

49 – 60 maanden

76%

vanaf 61 maanden

70%

De ouderdom van de wagen wordt berekend vanaf de eerste inschrijving bij de Directie voor Inschrijving van Voertuigen (DIV).

Hoe berekent men het voordeel? Een bedrag gelijk aan 6/7 van de cataloguswaarde wordt vermenigvuldigd met een coëfficiënt afhankelijk van de CO2-uitstoot van de wagen. De coëfficiënt wordt vastgelegd op 5,5% bij een CO2-uitstoot van 67 g/km voor een dieselwagen en 82 g/km voor een benzinewagen of een wagen aangedreven door lpg- of aardgas (cijfers voor inkomstenjaar 2023). Per extra gram CO2/km meer dan wel minder wordt de coëfficiënt verhoogd dan wel verlaagd met 0,1% (zonder evenwel minder dan 4% dan wel meer dan 18% te bedragen).

Wanneer er geen informatie bekend is bij de DIV over de CO2-uitstoot, dan wordt deze geacht om gelijk te zijn aan 195 g/km voor een dieselwagen en 205 g/km voor andere wagens. De referentie-CO2-uitstoot (respectievelijk 67 g/km en 82 g/km voor 2023) wordt jaarlijks bij Koninklijk Besluit vastgelegd.

Voorbeeld

U rijdt met een dieselwagen van uw vennootschap met een CO2-uitstoot van 120 g/km en een cataloguswaarde van € 40.000. De wagen werd voor het eerst ingeschreven bij de DIV op 20 mei 2018.

Factoren die men in aanmerking neemt voor de berekening van het voordeel:

Cataloguswaarde: € 40.000.

Ouderdom: de auto werd voor het eerst ingeschreven op 20 mei 2018. Voor de berekening van de ouderdom van de wagen telt elke begonnen maand voor een volledige maand, dus moeten we vertrekken van 1 mei 2018. Voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 april 2023 nemen we 76% van de cataloguswaarde in aanmerking. Voor de periode van 1 mei 2023 tot en met 31 december 2023 geldt 70% van de cataloguswaarde.

CO2-uitstoot: de CO2-uitstoot bedraagt 120 g/km. Dit is 53 gram meer dan de referentie-CO2-uitstoot van 67 g/km voor dieselmotoren. Bij het basispercentage van 5,5% moet u dus 5,3% bijtellen.

Berekening van het voordeel:

We maken een onderscheid tussen twee periodes waarvan we het aantal maanden berekenen:

· periode van 1 januari 2023 tot en met 30 april 2023: 120 dagen;

· periode van 1 mei 2023 tot en met 31 december 2023: 245 dagen.

Het voordeel alle aard bedraagt dan:

· € 40.000 × 76% × 120/365 × 6/7 × 10,8% = € 925,21;

· € 40.000 × 70% × 245/365 × 6/7 × 10,8% = € 1.739,84.

Het voordeel alle aard van de auto voor inkomstenjaar 2023 bedraagt dus € 925,21 + € 1.739,84 = € 2.665,05.

Het belastbaar voordeel wordt verminderd met uw eventuele persoonlijke bijdrage in de kosten van de wagen. Als u eenmalig een bijdrage betaalt, mag u het bedrag dat u betaalt slechts één keer aftrekken in het jaar van betaling. U mag het betaalde bedrag niet spreiden over de verschillende jaren dat u de wagen gebruikt.

Berekening CO2-uitstoot. Door recente Europese wetgeving moeten nieuw ingeschreven wagens sinds 1 september 2018 aan een ‘WLTP-test’ onderworpen worden om de CO2-uitstoot te bepalen. WLTP staat voor ‘Worldwide Harmonised Light Vehicles Test Procedure’. De WLTP-test is strenger dan de vroegere NEDC-test (New European Driving Cycle). Dit leidt tot een hogere waarde voor de CO2-uitstoot, wat een negatieve weerslag heeft op de berekening van het voordeel alle aard. De fiscale aftrekbaarheid daalt dus ten gevolge van de nieuwe test. Tot en met 31 december 2020 moesten de autoconstructeurs voor WLTP-wagens nog een theoretische NEDC-waarde berekenen uit de WLTP-waarde. Die theoretische waarde wordt de ‘NEDC 2.0’-waarde genoemd. Sindsdien mag dat nog, maar moet het niet meer, tenzij voor nieuwe personenauto’s waarvan de gemeten NEDC 2.0-waarde minder dan 50 gram CO2 per kilometer bedraagt. Voor die voertuigen moesten de autoconstructeurs tot en met 31 december 2022 een NEDC 2.0-waarde vermelden op het gelijkvormigheidsattest.

De wet bepaalt momenteel dat het belastbaar voordeel alle aard vastgesteld wordt aan de hand van het ‘CO2-uitstootgehalte van het voertuig zoals dat beschikbaar is bij de Dienst voor Inschrijvingen van Voertuigen (DIV).’ De wettekst verduidelijkt echter niet of het daarbij moet gaan om de NEDC-waarde, dan wel om de WLTP-waarde. De fiscus heeft daarom een verduidelijking gepubliceerd:

- De NEDC 1.0-CO2-uitstoot geldt wanneer het voertuig enkel een NEDC-waarde heeft. Dit is onder meer het geval voor voertuigen die ingeschreven werden vóór 1 september 2018.

- De WLTCP-CO2-uitstoot is van toepassing als het voertuig enkel een WLTP-waarde heeft. Dat is het geval voor voertuigen die ingeschreven worden sinds 1 januari 2021 als de constructeur ervoor kiest om geen NEDC 2.0-waarde te vermelden op het gelijkvormigheidsattest.

- De belastingplichtige mag kiezen als het voertuig zowel een NEDC 2.0-waarde als een WLTP-waarde vermeldt.

Het standpunt van de fiscus geldt totdat nieuwe wetsbepalingen in werking zouden treden.

Om na te gaan over welk CO2-uitstootgehalte een voertuig beschikt (WLTP of NEDC of beide), kan men het gelijkvormigheidsattest van het voertuig raadplegen.

Concreet betekent de verduidelijking van de fiscus dat men, voor voertuigen die ingeschreven werden vóór 2021, verder de NEDC-CO2-uitstootnorm mag gebruiken en dat de aftrekbaarheid van de autokosten niet negatief beïnvloed wordt. Voertuigen die sinds 2021 ingeschreven worden en waarvoor enkel de WLTP-norm bepaald wordt, worden wel hoger belast.

Dit is vooral goed nieuws voor de zogenaamde valse hybrides. Het is immers mogelijk dat een auto bij toepassing van de WLTP-waarde beschouwd wordt als een ‘valse hybride’, terwijl dat niet het geval is onder de NEDC-norm. Wie zijn wagen vóór 2021 aankocht, riskeerde dus hoger belast te worden. Het standpunt van de fiscus heeft tot gevolg dat er geen hogere belasting komt voor bedrijfswagens die ingeschreven zijn vóór 1 januari 2021, dus ook niet voor ‘valse hybrides’.

Tip. Wanneer een werkgever zowel een bedrijfswagen als een tankkaart ter beschikking stelt, wordt er slechts één voordeel alle aard belast, met name enkel het forfaitair geraamde voordeel alle aard voor de bedrijfswagen en dus niet voor de tankkaart! Geeft u enkel een tankkaart en geen bedrijfswagen, dan wordt uw werknemer wel op de tankkaart belast.

Let op 1! Houd er wel rekening mee dat het bedrag van het voordeel niet lager mag zijn dan € 1.540 per jaar (bedrag voor inkomstenjaar 2023). Heeft u echter zelf een bijdrage betaald voor het gebruik van de auto, dan mag die bijdrage van het voordeel wel afgetrokken worden. Brandstofkosten en kosten van carwash die u zelf heeft betaald, mag u echter nooit aftrekken!

Let op 2! Zelfs als u in twee vennootschappen actief bent en u van elke vennootschap mag beschikken over een auto, zal u op het gratis gebruik van beide auto’s belast worden. Het argument dat u niet tegelijkertijd met twee wagens kunt rijden, telt niet.

Let op 3! Wanneer uw vennootschap de auto leaset en op het einde van de leasingovereenkomst de aankoopoptie tegen een ‘duidelijk lagere prijs’ dan de marktprijs aan u privé overdraagt, is het verschil tussen de lage prijs die u betaald heeft en de normale marktprijs op dat ogenblik in principe voor u als bedrijfsleider eveneens een privé belastbaar voordeel.

Let op 4! Men gaat uit van de catalogusprijs in België en niet van de (eventueel lagere) catalogusprijs in het buitenland. Dat bepaalde modellen in het buitenland soms fiks goedkoper kunnen zijn, speelt dus geen rol! Enkel als de wagen niet in België wordt verkocht en er bijgevolg geen Belgische catalogusprijs bestaat, moet men rekening houden met de buitenlandse catalogusprijs voor de berekening van het voordeel alle aard.

Let op 5! Voor de vermindering van de cataloguswaarde in functie van het aantal maanden dat verstreken is sinds de eerste inschrijving van de wagen mag er wel rekening gehouden worden met een eerste inschrijving van dat voertuig in het buitenland.

Let op 6! Rijdt u met een auto die enkel wordt aangedreven door een elektrische motor, dan moet er voor de bepaling van het belastbaar voordeel toch een CO2-percentage van 4% toegepast worden (cataloguswaarde × 6/7 × 4%), zijnde het minimumpercentage!

Let op 7! De fiscale aftrekbaarheid van de autokosten is sinds 1 januari 2020 gewijzigd, en dit zowel voor eenmanszaken als voor vennootschappen. De aftrekbaarheid gebeurt sindsdien aan de hand van onderstaande formule.

Aftrekpercentage = 120% – (0,5 × coëfficiënt × aantal gram CO2/km)

De coëfficiënt hangt af van het type brandstof: voor diesel geldt coëfficiënt 1, voor voertuigen op aardgas met minder dan 12 pk geldt coëfficiënt 0,90 en voor andere brandstoffen (bv. voor elektriciteit en benzine) geldt coëfficiënt 0,95. Het volgens deze formule verkregen percentage mag niet lager zijn dan 50% en niet hoger dan 100%. Voor wagens met een CO2-uitstoot van 200 g/km of meer bedraagt de aftrek slechts 40%.

Bovendien is de aftrek van de brandstofkosten onderworpen aan dezelfde formule.

Tot 31 december 2019 was de aankoop van een 100% elektrische auto voor 120% aftrekbaar. Sinds 1 januari 2020 is de aftrek van de aankoop van de elektrische wagen beperkt tot 100%, de elektriciteit is sindsdien ook voor 100% aftrekbaar.

Sinds 1 januari 2023 is de fiscale aftrekbaarheid van de autokosten opnieuw gewijzigd:

De fiscale aftrekbaarheid van de brandstof van hybridewagens die sinds 1 januari 2023 besteld worden, is beperkt tot 50%. De elektriciteitskosten van die hybridewagens blijven evenwel aftrekbaar zonder bovengrens.

Voor personenwagens, inclusief hybrides, die rijden op fossiele brandstof en die besteld worden van 1 juli 2023 tot en met 31 december 2025 daalt de fiscale aftrekbaarheid jaarlijks: er is nog slechts maximaal 75% aftrekbaarheid in 2025, 50% in 2026, 25% in 2027 en 0% vanaf 2028. De huidige ondergrens van 50% (40% voor wagens met een CO2-uitstoot van 200 g/km of meer) verdwijnt vanaf 2025.

Van wagens die besteld worden na 31 december 2025 en die geheel of gedeeltelijk op fossiele brandstof rijden, zullen de kosten niet meer fiscaal aftrekbaar zijn.

Koolstofemissievrije wagens (wagens die rijden op elektriciteit of waterstof), besteld vóór 1 januari 2027, blijven 100% aftrekbaar. Daarna daalt de aftrekbaarheid, afhankelijk van het jaar van aanschaf: 95% aftrekbaarheid voor wagens die besteld worden in 2027, 90% voor wagens besteld in 2028, 82,5% in 2029, 75% in 2030 en ten slotte is de aftrekbaarheid voor wagens die besteld worden vanaf 2031 beperkt tot 67,50%.

Let op 8! Voor een hybridewagen moet u kijken naar het type brandstof dat de wagen verbruikt naast de elektriciteit. Sinds 2020 moet het voordeel alle aard van ‘valse’ hybridewagens met een CO2-uitstoot van meer dan 50 g/km of met een batterijcapaciteit van minder dan 0,5 kWh per 100 kg van het wagengewicht (d.i. in rijklare toestand: met 90% gevulde brandstoftank en een bestuurder van 75 kilogram), aangekocht sinds 1 januari 2018, berekend worden op basis van de CO2-uitstoot van een overeenstemmend voertuig met een motor die enkel gebruikmaakt van dezelfde fossiele brandstof.

De Federale Overheidsdienst Financiën heeft een lijst gepubliceerd van overeenstemmende voertuigen op zijn website (https://financien.belgium.be/nl/ondernemingen/personeel_en_loon/voordelen_van_alle_aard/bedrijfswagens#q2).

Als zo een overeenstemmend voertuig niet bestaat, wordt de CO2-uitstoot vermenigvuldigd met 2,5.

Let op 9! 17% van het voordeel alle aard voor het privégebruik van een bedrijfswagen (zoals dat op uw loonfiche vermeld is) moet opgenomen worden in de verworpen uitgaven in de vennootschapsbelasting (art. 198, §1, 9° WIB 92). Het is de bedoeling dat deze verworpen uitgave ook effectief wordt belast. De vennootschap mag hiervan dus geen DBI, investeringsaftrek of al dan niet overgedragen fiscaal verlies in mindering brengen. Ondanks alle aftrekmogelijkheden betaalt een vennootschap met bedrijfswagens dus toch vennootschapsbelasting, zelfs al maakt ze verlies!

Sinds 1 januari 2017 moet de verworpen uitgave van 17% berekend worden op het voordeel alle aard vóór de aftrek van eventuele eigen bijdragen van de bedrijfsleider.

Bovendien wordt dit percentage sinds 1 januari 2017 verhoogd tot 40% als de vennootschap de brandstofkosten geheel of gedeeltelijk voor haar rekening neemt (als u dus een tankkaart krijgt van de vennootschap). De verwerping van 40% moet eveneens berekend worden op het voordeel alle aard vóór de aftrek van eventuele eigen bijdragen van de bedrijfsleider. Anders gezegd: de verworpen uitgaven op het voordeel alle aard worden voortaan berekend zonder rekening te houden met een eventuele eigen bijdrage.

Tip. Door een wetswijziging (wet van 25.11.2021 houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit, BS 03.12.2021) mogen de niet-aftrekbare autokosten (de verworpen uitgaven autokosten) wel verminderd worden met de eigen bijdrage die u voor het privégebruik zou betalen. De wijziging is in voege sinds aanslagjaar 2022, dus reeds voor de boekjaaren 2021 of 2021-2022 (gebroken boekjaren).

Let op 10! Wanneer u zelf een som betaalt voor het herstel van schade naar aanleiding van een ongeval (bv. het bedrag van de franchise tot dekking van de schade van het voertuig), kan deze bijdrage niet in mindering gebracht worden van het belastbaar voordeel alle aard. Wanneer een leasingmaatschappij op het einde van het leasingcontract een bedrag factureert ter vergoeding van de schade aan het voertuig, kan dit bedrag evenmin afgetrokken worden van het belastbaar voordeel alle aard.

Let op 11! U bent bestuurder en u heeft een ongeval met uw bedrijfswagen terwijl u bijvoorbeeld dronken bent of te snel rijdt. De verzekering weigert tussen te komen omdat het ongeval veroorzaakt werd door uw schuld. Uw vennootschap draagt de kosten toch zelf en laat u als bestuurder er niet voor opdraaien. In dat geval beschouwt de fiscus die kosten als een voordeel alle aard. De rechtspraak bevestigt dat standpunt en volgt daarbij de visie van het Hof van Cassatie. Het Hof zegt immers dat wanneer een bestuurder van een vennootschap in de uitvoering van zijn mandaat een persoonlijke fout begaat, die tevens een misdrijf uitmaakt, die fout de bestuurder persoonlijk tot vergoeding verplicht (Cass., 11.09.2001).

Let op 12! Kosten van carwash, tolkosten (péage), parkeergelden, verzekering voor privégebruik mag u niet aftrekken van het voordeel alle aard.

Let op 13! Als u twee wagens vanuit uw vennootschap ter beschikking heeft, zijn de kosten van de tweede wagen slechts aftrekbaar voor uw vennootschap als u kunt aantonen dat hiertegenover werkelijke prestaties staan van u als bedrijfsleider. Dit principe werd ook bevestigd door het hof van beroep te Antwerpen met haar arrest van 28 maart 2017. Als u de wagen dus ter beschikking stelt van uw echtgeno(o)te die geen link heeft met uw vennootschap, mag de vennootschap de kosten ervan niet aftrekken!

Let op 14! Als u uw wagen niet kunt gebruiken door een onderhoud of een herstelling, heeft dit geen invloed op de berekening van het voordeel alle aard. Het belastbaar voordeel alle aard mag in dat geval dus niet pro rata temporis verminderd worden in functie van de tijdsduur van het onderhoud of de herstelling. Wanneer u tijdens het onderhoud of de herstelling een vervangwagen mag gebruiken, mag er bij de berekening van het voordeel alle aard evenmin rekening gehouden worden met deze vervangwagen.

Let op 15! Het voordeel alle aard voor het gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde lichte vrachtwagen (bv. een bestelwagen) valt niet onder het stelsel van de forfaitaire raming! Dat voordeel moet dus voor de werkelijke waarde aangerekend worden aan de verkrijger. Het voordeel van het kosteloos gebruik van een lichte vrachtwagen is gelijk aan het bedrag dat de verkrijger in normale omstandigheden zou moeten besteden om een dergelijk voordeel te verkrijgen.

4.2. Gratis woonst

Als u als zaakvoerder/bestuurder in een pand woont dat eigendom is van uw vennootschap en u hiervoor geen huur betaalt, dan wordt er u een voordeel toegekend. Het voordeel voor inkomstenjaar 2022 (aanslagjaar 2023) wordt als volgt berekend (art. 18, §3, 2 KB/WIB 92):

- voor ongebouwde onroerende goederen wordt het voordeel vastgelegd op 100/90 van het geïndexeerd ki van het onroerend goed of gedeelten daarvan;

- voor gebouwde onroerende goederen wordt het voordeel vastgelegd op 100/60 van het geïndexeerd ki van het onroerend goed of gedeelten daarvan, vermenigvuldigd met 2.

Let op 1! Als het gaat om een gemeubelde woonst die gratis ter beschikking wordt gesteld, moet het aldus berekende voordeel nog verhoogd worden met 2/3.

Let op 2! Voor in het buitenland gelegen woningen komt het voordeel alle aard overeen met de geschatte waarde van het goed.

Let op 3! Het voordeel gratis woonst stijgt elk jaar licht doordat het afhankelijk is van het geïndexeerd ki. De indexatiecoëfficiënt voor dat ki bedraagt 2,0915 in 2023 tegenover 1,9084 in 2022.

Tip. Wanneer u in de loop van het jaar ‘start’ (of stopt) met gratis te wonen in een pand van uw vennootschap, mag u het voordeel prorateren op dagbasis.

Let op 4! Tot voor kort werd algemeen aanvaard dat de kosten die de vennootschap maakt in verband met de woning die ze ter beschikking stelt van de bedrijfsleider, volledig aftrekbaar zijn op voorwaarde dat het forfaitair geraamde voordeel alle aard aan de bedrijfsleider aangerekend wordt. Sinds enige tijd echter vereisen veel hoven en rechtbanken dat er bewezen wordt dat die kosten gedaan zijn om inkomsten te verkrijgen of te behouden. Dat betekent dat de vennootschap moet bewijzen dat de terbeschikkingstelling van de woning een vergoeding is van door de bedrijfsleider werkelijk geleverde prestaties ten behoeve van de vennootschap. Dat bewijs is in veel gevallen niet voorhanden en de kosten die de vennootschap maakt, worden daarom vaak verworpen! De hoven van beroep te Antwerpen en te Gent stellen zich in recente arresten dan weer soepeler op en aanvaarden dat de kosten die de vennootschap maakt, aftrekbaar zijn voor zover aangetoond kan worden dat de terbeschikkingstelling van de woning aan de bedrijfsleider een ‘aantoonbaar verband’ houdt met haar verloningspolitiek en als blijkt dat bij latere verkoop van de woning een meerwaarde gerealiseerd zal worden die toekomt aan de vennootschap (Gent, 03.12.2019 en Antwerpen, 14.01.2020). In een arrest van 26 oktober 2021 oordeelde het hof van beroep van Gent dat een vennootschap de kosten van onderhoud, afschrijvingen, onroerende voorheffing en brandverzekering met betrekking tot de woning die zij gratis ter beschikking stelt van haar bedrijfsleider, mag aftrekken als beroepskosten, wanneer de vennootschap haar omzet enkel haalt met prestaties van die bedrijfsleider en de vennootschap geen ander personeel in dienst heeft. In dat geval is het immers duidelijk dat de vennootschap haar inkomsten enkel verkrijgt uit de prestaties van haar bedrijfsleider. Het hoge bedrag van de kosten in vergelijking met het relatief kleine voordeel van de bedrijfsleider is dan op zich geen reden om de kosten te verwerpen. Het hof stelt wel als voorwaarde dat duidelijk blijkt dat het de uitdrukkelijke bedoeling is van de vennootschap om door de kosteloze terbeschikkingstelling van de woning een voordeel toe te kennen aan haar bedrijfsleider als bezoldiging voor de uitoefening van zijn mandaat. In dit concrete geval had de vennootschap het immers zo uitdrukkelijk vermeld in de notulen van haar algemene vergadering.

4.3. Gratis verwarming en elektriciteit

Door een recente wetswijziging (KB 19.12.2021, BS 27.12.2021) wordt sinds 1 januari 2022 uw belastbaar voordeel voor gratis elektriciteit en/of verwarming énkel nog forfaitair bepaald als uw vennootschap ook het bijhorend onroerend goed ter beschikking stelt.

Verstrekt uw vennootschap enkel gratis elektriciteit en/of verwarming voor uw privéwoning, dan wordt u belast op de werkelijke waarde van de betaalde energiefacturen. Concreet betekent dit dat als het gaat om uw privéwoning maar het energiecontract op naam van uw vennootschap staat en zij dus die facturen betaalt, uw voordeel alle aard niet langer forfaitair bepaald wordt! U wordt dan belast op de werkelijke waarde die gelijk is aan de energiefacturen die uw vennootschap effectief betaalt.

Als evenwel uw vennootschap u het onroerend goed ter beschikking stelt én zij ook betaalt voor uw verwarming, wordt u als bedrijfsleider wel nog op een forfaitair voordeel belast. Voor 2023 gaat het om een forfaitair bedrag van € 2.330, ten opzichte van € 2.130 voor inkomstenjaar 2022. Betaalt de vennootschap ook voor uw elektriciteit, dan komt daar nog eens € 1.160 bij voor 2023 (in plaats van € 1.060 voor inkomstenjaar 2022) (art. 18, §3, 4 KB/WIB 92).

4.4. Gratis internet en pc

Het voordeel van een kosteloos ter beschikking gestelde pc of laptop is sinds 1 januari 2018 geen € 180 meer, maar nog slechts € 72 op jaarbasis. Accessoires zoals een printer, extra scherm, extra oplaadkabel, USB-stick, toetsenbord en muis, voor uitsluitend gebruik bij de pc of de laptop, kunnen tot de randapparatuur van de pc of de laptop gerekend worden, evenals een powerbank en een tas om de pc of de laptop te transporteren. Het voordeel van de gratis internetaansluiting (vast of mobiel) blijft € 60 op jaarbasis (KB 02.11.2017, BS 13.11.2017).

4.5. Gratis lening

Als uw vennootschap u een renteloze lening toekent, wordt dit ook aanzien als een privé belastbaar voordeel en dus als loon. In het KB worden er dan ook forfaitaire referentie-interestvoeten vastgesteld waarmee men de waarde van het voordeel moet berekenen (art. 18, §3, 1 d) KB/WIB 92). Voor inkomstenjaar 2021 (aanslagjaar 2022) werd het tarief bepaald op 6,48% (KB 06.02.2022). Het tarief voor inkomstenjaar 2022 is bij het redactioneel afsluiten van deze uitgave nog niet gepubliceerd. De zgn. debetinteresten op uw rekening-courant (rc) vallen hier ook onder... Het hof van beroep te Antwerpen heeft in twee recente arresten evenwel bepaald dat de belastingplichtige zich niet bij deze forfaitaire referentie-interestvoet moet neerleggen als hij kan bewijzen dat het werkelijke voordeel lager ligt. In beide gevallen ging het om een bedrijfsleider die op een lening van zijn vennootschap een interest betaalde die lager was dan de forfaitaire referentie-interestvoet. De bedrijfsleider erkende telkens dat de betaalde interest lager was dan de forfaitaire interestvoet, maar hij toonde tevens aan dat de gehanteerde interestvoet toch marktconform was. Het hof volgde in beide gevallen de redenering van de bedrijfsleider en aanvaardde de lagere interestvoet (Antwerpen, 28.05.2019 en Antwerpen, 04.02.2020).

4.6. Gratis tablet, gsm en smartphone

Tot 2018 bestond er geen bijzondere regeling voor de waardering van het voordeel alle aard voor het kosteloos gebruik van een tablet, gsm of smartphone. Die voordelen moesten toen gewaardeerd worden op basis van hun ‘werkelijke waarde’.

Sinds 1 januari 2018 is daar evenwel verandering in gekomen. Voortaan worden ook deze voordelen forfaitair gewaardeerd. Voor een tablet, gsm of smartphone bedraagt het voordeel op jaarbasis € 36. De terbeschikkingstelling van een gratis telefoonabonnement wordt gewaardeerd op € 48 per jaar (KB 02.11.2017, BS 13.11.2017).