Schenkingsrechten in het Waals gewest

U wilt (on)roerende goederen of uw onderneming wegschenken. Hoeveel schenkbelasting dient daarop betaald te worden in Wallonië? Wat zijn uw optimalisatiemogelijkheden?

Schenkingsrechten in het Waals gewest

I. Grondslag en waardering

In principe worden de schenkingsrechten berekend op de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zonder aftrek van eventuele kosten of schulden (art. 133, lid 1 W.W.Reg.). Als uitzondering hierop wordt er in een aantal gevallen een andere waarde in aanmerking genomen of gelden er speciale regels, met name bij een schenking (art. 133, lid 2 W.W.Reg.):

·        met last;

·        van vruchtgebruik of blote eigendom;

·        van beursgenoteerde aandelen;

·        van periodieke renten;

·        onder voorwaarde;

·        van verontreinigde terreinen.

Toelichting In de praktijk betaalt de schenker vaak ook de schenkingsrechten en de bijkomende (notaris)kosten. Deze betaling wordt op fiscaal vlak niet beschouwd als een bijkomende schenking, en is dus niet onderworpen aan de schenkingsrechten, op voorwaarde dat dit uitdrukkelijk in de notariële schenkingsakte (notariële schenking) of in het bewijsdocument (hand- of bankgift) vermeld wordt (beslissing van 27.01.1934, Rec. gén. enr. not. 1934, nr. 17.373).

 

1. Last

Ten gunste van de schenkerDeze last heeft geen invloed op de waardering van de schenking. De schenkings­rechten worden geheven op de verkoopwaarde van het geschonken goed, zonder aftrek van de last. Op de last zelf moet de schenker geen schenkingsrechten betalen (art. 133, lid 1 W.W.Reg.).

Voorbeeld

Ouders schenken aan hun zoon een appartement ter waarde van € 300.000 en een som geld van € 200.000 onder last hen een jaarlijkse rente van € 10.000 toe te kennen tot aan hun overlijden (de ouders zijn reeds 85 jaar oud). De zoon moet schenkingsrechten betalen op € 500.000 (€ 300.000 aan onroerende goederen en € 200.000 aan roerende goederen). Op de jaarlijkse rente moeten de ouders niets betalen.

Ten gunste van een derdeIn principe heeft deze last geen invloed op de schenkingsrechten (art. 133, lid 1 W.W.Reg.). Gaat het echter om een last bestaande uit een som, een periodieke rente of een pensioen, die onder kosteloze titel in het voordeel van een derde bedongen wordt (die deze aanvaardt), dan wordt de last afgetrokken van het aandeel van de begiftigde en wordt ze belast als een schenking in hoofde van de derde in wiens voordeel ze bedongen werd (art. 134, lid 1 W.W.Reg.).

Het tarief van de schenkingsrechten dat deze derde op de last verschuldigd is, hangt af van de aard van de initieel geschonken goederen (roerend of onroerend) en de verwantschapsband tussen deze derde en de initiële schenker. Omvat de initiële schenking zowel onroerende als roerende goederen, dan moet de last, voor de heffing van de schenkingsrechten, evenredig omgedeeld worden (art. 134, lid 2 W.W.Reg.).

Voorbeeld

Ouders schenken aan hun zoon een appartement ter waarde van € 300.000 en een som geld van € 200.000 onder last aan zijn mentaal gehandicapte zus (van 58 jaar) jaarlijks € 20.000 toe te kennen tot aan haar overlijden. De waarde van deze jaarlijkse uitkering bedraagt € 220.000 (€ 20.000 x 11). Dit bedrag moet als volgt omgedeeld worden: voor 60% op de onroerende goederen (het appartement) en voor 40% op de roerende goederen (de som geld).

De verschillende grondslagen voor de heffing van de schenkingsrechten zien er dan als volgt uit:

· Voor de zoon: € 168.000 (€ 300.000 - (€ 220.000 x 60%)) aan onroerende goederen en € 112.000 (€ 200.000 - (€ 220.000 x 40%)) aan roerende goederen.

· Voor de zus: € 132.000 (€ 220.000 x 60%) aan onroerende goederen en € 88.000 (€ 220.000 x 40%) aan roerende goederen.

2. Vruchtgebruik

a. Onroerende goederen

Levenslang

Gaat het om een schenking van het vruchtgebruik dat gevestigd is op het leven van de schenker, de begiftigde of een derde, dan wordt de waarde ervan in principe vastgesteld aan de hand van de volgende formule:

Waarde vruchtgebruik = jaarlijkse bruto-opbrengst van het goed x leeftijdscoëfficiënt

Leeftijd (in jaren)*

Coëfficiënt

Leeftijd (in jaren)*

Coëfficiënt

20 of minder

18

60 tot 65

9,5

20 tot 30

17

65 tot 70

8

30 tot 40

16

70 tot 75

6

40 tot 50

14

75 tot 80

4

50 tot 55

13

80 of meer

2

55 tot 60

11

   

*Van degene op wiens hoofd het vruchtgebruik gevestigd is, op datum van de schenking.

De aldus bekomen waarde moet in het voorkomende geval beperkt worden tot 4/5 van de waarde van de volle eigendom van het goed (art. 47, lid 3 W.W.Reg.).

Toelichting a. Is het vruchtgebruik gevestigd op het hoofd van twee of meer personen, dan wordt er rekening gehouden met de leeftijd van de jongste persoon (art. 50 W.W.Reg.).

b. Wanneer er geen jaarlijkse bruto-opbrengst is, moet men de huurwaarde van het betrokken goed in aanmerking nemen (art. 47, lid 1 W.W.Reg.).

 

Voorbeeld

Een man schenkt zijn 28-jarige vriendin het vruchtgebruik (gevestigd op haar hoofd) van een appartement met een jaarlijkse bruto-opbrengst van € 8.500. De waarde van het vruchtgebruik bedraagt aldus € 144.500 (8.500 x 17). Bedraagt de verkoopwaarde van (de volle eigendom van) het appartement echter minder dan € 180.625 (144.500 x 5/4), dan moet de waarde van het vruchtgebruik beperkt worden tot 4/5 van de verkoopwaarde.

 

Vaste termijn

Gaat het om een schenking van een vruchtgebruik dat gevestigd is voor een bepaalde termijn, dan wordt de waarde ervan in principe vastgesteld aan de hand van de volgende formule.

Waarde vruchtgebruik = jaarlijkse bruto-opbrengst van het goed x gekapitaliseerde termijn van het vruchtgebruik

Termijn (in jaren)

Gekapitaliseerde termijn (jaarlijkse rente van € 1)

Termijn (in jaren)

Gekapitaliseerde termijn (jaarlijkse rente van € 1)

1

0,961538

16

11,652295

2

1,886094

17

12,165668

3

2,775090

18

12,659296

4

3,629894

19

13,133938

5

4,451821

20

13,590325

6

5,242136

21

14,029159

7

6,002054

22

14,451114

8

6,732744

23

14,856840

9

7,435331

24

15,246961

10

8,110895

25

15,622078

11

8,760476

26

15,982767

12

9,385073

27

16,329584

13

9,985647

28

16,663061

14

10,563122

29

16,983712

15

11,118387

30

17,292031

Er geldt echter een dubbele beperking. De aldus verkregen waarde moet in het voorkomende geval beperkt worden tot 4/5 van de waarde van de volle eigendom van het goed (art. 47, lid 3 W.W.Reg.). Daarnaast mag de aldus verkregen waarde niet meer bedragen dan de waarde die men zou verkrijgen indien het om een levenslang vruchtgebruik zou gaan (art. 47, lid 2 W.W.Reg.).

Voorbeeld

Een man schenkt zijn 58-jarige vriendin het vruchtgebruik, voor een termijn van 20 jaar, van een appartement met een jaarlijkse bruto-opbrengst van € 8.500. De waarde van het vruchtgebruik bedraagt aldus € 115.517,76 (8.500 x 13,590325). Deze waarde moet echter beperkt worden tot € 93.500 (8.500 x 11), zijnde de waarde die men zou verkrijgen indien het om een levenslang vruchtgebruik ging.

b. Roerende goederen

Levenslang

Gaat het om een schenking van het vruchtgebruik dat gevestigd is op het leven van de schenker, de begiftigde of een derde, dan wordt de waarde ervan vastgesteld aan de hand van de volgende formule (art. 133, lid 2, c, lid 1 W.W.Reg.):

Waarde vruchtgebruik = waarde volle eigendom x 4% x leeftijdscoëfficiënt

Toelichting Voor de leeftijdscoëfficiënten,

Voorbeeld

Een man schenkt zijn 28-jarige vriendin het vruchtgebruik (gevestigd op haar hoofd) van een set juwelen met een verkoopwaarde (volle eigendom) van € 50.000. De waarde van het vruchtgebruik bedraagt aldus € 34.000 (50.000 x 4% x 17).

Vaste termijn

Gaat het om een schenking van een vruchtgebruik dat gevestigd is voor een bepaalde termijn, dan wordt de waarde ervan in principe vastgesteld aan de hand van de volgende formule (art. 133, lid 2, c, lid 2 W.W.Reg.):

Waarde vruchtgebruik = waarde volle eigendom x 4% x gekapitaliseerde termijn van het vruchtgebruik

De aldus verkregen waarde wordt in het voorkomende geval beperkt tot de waarde die men zou verkrijgen indien het om een levenslang vruchtgebruik zou gaan.

Toelichting 

Voor de gekapitaliseerde termijnen.

Voorbeeld

Een man schenkt zijn 58-jarige vriendin het vruchtgebruik, voor een termijn van 20 jaar, van een set juwelen met een verkoopwaarde (volle eigendom) van € 50.000. De waarde van het vruchtgebruik bedraagt aldus € 27.180,65 (50.000 x 4% x 13,590325). Deze waarde moet echter beperkt worden tot € 22.000 (50.000 x 4% x 11), zijnde de waarde die men zou verkrijgen indien het om een levenslang vruchtgebruik ging.

3. Blote eigendom

Behoud vruchtgebruik door de schenkerGaat het om de schenking van de blote eigendom waarbij het vruchtgebruik door de schenker behouden wordt, dan zijn de schenkingsrechten steeds verschuldigd over de verkoopwaarde van de volle eigendom van de geschonken onroerende (art. 133, lid 2, b en art. 48 W.W.Reg.) of roerende (art. 133, lid 2, d W.W.Reg.) goederen.

Toelichting In dat geval zijn er op de eventuele latere schenking van het vruchtgebruik aan de blote eigenaar geen schenkings­rechten meer verschuldigd.

 

Behoud vruchtgebruik door een derde

Gaat het om de schenking van de blote eigendom waarbij het vruchtgebruik door een derde behouden wordt, dan wordt de waarde van de blote eigendom bepaald aan de hand van de volgende formule:

Waarde blote eigendom = waarde volle eigendom - waarde vruchtgebruik

Toelichting

a. Deze bepaling geldt zowel voor onroerende (art. 133, lid 2, b en art. 49 W.W.Reg.) als voor roerende (art. 133, lid 2, d W.W.Reg.) goederen.

b. Voor onroerende goederen wordt de waarde van het vruchtgebruik berekend overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op een levenslang vruchtgebruik of op een vruchtgebruik voor een bepaalde termijn

c. Voor roerende goederen wordt de waarde van het vruchtgebruik berekend overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op een levenslang vruchtgebruik of op een vruchtgebruik voor een bepaalde termijn

 

4. Diverse

Beursgenoteerde aandelen

De waardering gebeurt aan de hand van de beurswaarde op datum van de laatste dag van de maand vóór de maand waarin de schenking plaatsvindt. Als er op die dag geen notering is, geldt de beurswaarde op de eerstvolgende dag waarop er opnieuw een notering wordt vastgesteld (art. 133, lid 2, a W.W.Reg.).

Toelichting 

Onder beurswaarde wordt verstaan, de slotkoers zoals vastgesteld op basis van de informatie van de koerswaarden, te lezen in de gespecialiseerde geschreven pers en/of via raadpleegbare gespecialiseerde elektronische bronnen (art. 133, lid 2, a W.W.Reg.).

 

Renten

Altijddurende renten worden gewaardeerd tegen twintigmaal het jaarlijkse bedrag van de uitkering (art. 133, lid 2, f W.W.Reg.). Lijfrenten en levenslange pensioenen worden gewaardeerd aan de hand van de volgende formule (art. 133, lid 2, e W.W. Reg.):

Aan te geven waarde = jaarlijks bedrag van de uitkering x leeftijdscoëfficiënt van de begiftigde

Voorwaarde

Bij een schenking onder opschortende voorwaarde zijn de schenkingsrechten pas verschuldigd bij vervulling van de voorwaarde. Bij een schenking onder ontbindende voorwaarde zijn de schenkingsrechten meteen verschuldigd. Gaat de voorwaarde later in vervulling (en wordt de schenking dus ontbonden), dan is er geen teruggave van de schenkingsrechten mogelijk.

Verontreinigde terreinen

Als uitzondering op de algemene regel zijn de kosten betreffende het onderzoek van verontreinigde of potentieel verontreinigde terreinen en bodemsanering, met inbegrip van de afbraak- en herstelkosten, wel aftrekbaar (art. 133, lid 1 W.W.Reg.).

II. Tarief

A. Algemeen tarief

Voor de heffing van de schenkingsrechten worden tarieven gehanteerd die afhangen van:

·        de verwantschaps- of samenlevingsband tussen de schenker en de begiftigde;

·        de aard van het geschonken goed (roerend of onroerend).

Toelichting 

Bij een schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde zijn de hogere tarieven die gelden voor de schenking van onroerende goederen van toepassing (art. 131bis W.W.Reg.).

a. Bloedverwanten in rechte lijn, echtgenoten en wettelijk samenwonenden

Beoogde personen

De bloedverwanten in rechte lijn zijn:

·        de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen;

·        de ouders, grootouders en overgrootouders;

·        de stiefkinderen en stiefouders;

·        de zorgkinderen en zorgouders, op voorwaarde dat het zorgkind vóór de leeftijd van 21 jaar inwoonde bij de schenker, deze inwoning minstens zes achtereenvolgende jaren plaatsgevonden heeft en het kind gedurende die tijd hulp en verzorging van de schenker (en zijn partner) gekregen heeft (art. 132-3, lid 1, 2° W.W.Reg.);

·        de adoptiekinderen en adoptieouders.

De echtgenoten zijn de personen die verbonden zijn door het huwelijk, en de wettelijk samenwonenden zijn degenen die een verklaring van wettelijke samenwoning afgelegd hebben (art. 131, lid 3 W.W.Reg.).

Toelichting

a. Voor de stiefkinderen en de stiefouders is de gelijkstelling beperkt tot één generatie. Stiefkleinkinderen en stiefgrootouders behoren dus niet tot de bloedverwanten in rechte lijn (art. 132-3, lid 1, 1° W.W.Reg.).

b. Gewoon geadopteerde kinderen worden slechts gelijkgesteld met bloedverwanten in rechte lijn indien aan een van de volgende voorwaarden voldaan is (art. 132-2, lid 2 W.W.Reg.):

· wanneer het adoptiekind een kind is van de echtgenoot of van de wettelijk samenwonende van de adoptant (stiefouderadoptie);

· wanneer, op het ogenblik van de adoptie, het adoptief kind onder de voogdij was van de openbare onderstand of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of wees van een voor België gestorven vader of moeder;

· wanneer het adoptief kind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende zes achtereenvolgende jaren uitsluitend of hoofdzakelijk van de adoptant of van de adoptant en eventueel van hem en zijn echtgenoot of van zijn wettelijk samenwonende tezamen, de hulp en verzorging gehad heeft die kinderen normaal van hun ouders krijgen (caritatieve adoptie);

· wanneer de adoptie gedaan werd door een persoon van wie alle afstammelingen voor België gestorven zijn.

Tarief

Voor roerende goederen geldt er een vlak tarief van 3,3% (art. 131bis, §1, lid 1, 1° W.W.Reg.). Voor onroerende goederen gelden de volgende progressieve tarieven, die individueel bepaald worden (art. 131 W.W.Reg.):

Gedeelte van het brutoaandeel

Tarief

€ 0 tot € 150.000

3%

€ 150.000 tot € 250.000

9%

€ 250.000 tot € 450.000

18%

€ 450.000 en meer

27%

Toelichting 

Bij de schenking van onroerende goederen moet men mogelijk rekening houden met een progressievoorbehoud.

Voorbeeld

Ouders schenken samen een appartement ter waarde van € 500.000 aan hun zoon. De te betalen schenkingsrechten bedragen € 27.000 (€ 13.500 x 2 (deel vader en deel moeder)).

b. Anderen

Voor roerende goederen geldt er een vlak tarief van 5,5% (art. 131bis, §1, lid 1, 3° W.W.Reg.). Voor onroerende goederen gelden de volgende progressieve tarieven, die individueel bepaald worden (art. 131 W.W.Reg.):

Gedeelte van het brutoaandeel

Tarief

€ 0 tot € 150.000

10%

€ 150.000 tot € 250.000

20%

€ 250.000 tot € 450.000

30%

€ 450.000 en meer

40%

Toelichting 

Bij de schenking van onroerende goederen moet men mogelijk rekening houden met een progressievoorbehoud.

Voorbeeld

Een man schenkt een appartement ter waarde van € 300.000 en een som geld van € 120.000 aan zijn drie broers. Iedere broer moet € 12.200 schenkingsrechten betalen (€ 10.000 voor het appartement en € 2.200 voor de som geld).

B. Verlaagde tarieven, vrijstellingen en verminderingen

Naast de algemene tarieven bestaan er de volgende verlaagde tarieven, vrijstellingen en verminderingen:

·        doorschenken na erfenis;

·        gezinswoning – energiebesparende uitgaven;

·        familiale ondernemingen;

·        bossen, wouden en beschermde gebieden;

·        beschermde monumenten;

·        kinderlast;

·        overheden, instellingen en goede doelen.

1. Doorschenken na erfenis

Principe

Heeft men een erfenis ontvangen van een ascendent (ouder of grootouder), dan kan men deze (of een deel ervan) onder bepaalde voorwaarden met vrijstelling van schenkbelasting doorschenken aan zijn afstammelingen (Waals decreet van 6 mei 2019 tot invoering van de procedure van de generatiesprong, BS 11.09.2019).

Toelichting Deze regeling is momenteel nog niet van kracht. De inwerkingtreding zal door de Waalse Regering vastgesteld worden.

 

Voorwaarden

De vrijstelling kan enkel toegepast worden wanneer:

·        de schenking verricht wordt via een verklaring van generatiesprong die bij authentieke akte wordt vastgesteld;

·        de schenking gebeurt binnen de 90 dagen volgend op de dag van de aangifte in de successierechten;

·        de schenking niet leidt tot een splitsing van het eigendomsrecht;

·        de aangifte in de successierechten tijdig ingediend werd;

·        de successierechten die geheven werden op de overdracht, betaald zijn.

Progressievoorbehoud

De onroerende goederen die op deze manier doorgeschonken worden moeten niet in aanmerking genomen worden voor het progressievoorbehoud.

2. Gezinswoning – energiebesparende uitgaven

 

Algemeen

Wordt er een woning geschonken en maakt de begiftigde vervolgens uitgaven om energie in deze woning te besparen, dan heeft men onder bepaalde voorwaarden recht op een gedeeltelijke terugbetaling van deze uitgaven (art. 211 W.W.Reg.).

Voorwaarden

Om recht te hebben op deze terugbetaling moeten de volgende voorwaarden cumulatief voldaan zijn:

·        de begiftigde heeft, bij de heffing van de schenkingsrechten, om de toepassing van deze bepaling verzocht;

·        de begiftigde heeft zijn hoofdplaats gevestigd op de plaats van het geschonken goed binnen het jaar volgend op de schenk­ingsakte;

·        de begiftigde heeft zijn hoofdverblijfplaats in het geschonken onroerend goed behouden gedurende een ononderbroken periode van drie jaar vanaf het tijdstip waarop hij zijn hoofdverblijfplaats gevestigd heeft in het betrokken onroerend goed;

·        de begiftigde heeft binnen de drie jaar na de schenkingsakte uitgaven gemaakt en betaald om energie in het geschonken goed te besparen;

·        de begiftigde heeft de werkzaamheden met het oog op energiebesparing verricht binnen drie jaar na de schenkingsakte;

·        de begiftigde bezorgt de Administratie een attest waaruit blijkt dat hij aan de voorwaarden voldoet.

Toelichting

a. De voorwaarde inzake ‘hoofdverblijfplaats’ moet niet langer vervuld worden in geval van overmacht of om dwingende reden van medische, familiale, beroeps- of maatschappelijke aard (art. 211, lid 2 W.W.Reg.).

b. De volgende energiebesparende uitgaven komen in aanmerking (KB 18.07.2019, BS 16.08.2019):

·        thermische isolatie (dak, zolder, muren, plankenvloeren);

·        verwarmings- of sanitair warmwatersystemen (warmtepomp, biomassaketel, zonneboiler);

·        ventilatiesystemen (enkel flux of mechanisch ventilatiesysteem dubbele flux met warmterecuperatie).

Terugbetaling

Indien aan de voorwaarden voldaan is, heeft men recht op een terugbetaling van de geheven schenkingsrechten ten belope van 25% van het bedrag van de uitgaven met het oog op het besparen van energie. Deze terugbetaling wordt echter in ieder geval beperkt tot maximaal € 2.500.

Toelichting 

De terugbetaling kan aangevraagd worden zodra aan de voorwaarden voldaan is en moet in ieder geval uiterlijk ingediend worden na afloop van een termijn van zes maanden die volgt op het einde van de periode van drie jaar, te rekenen vanaf de datum van vestiging van de hoofdverblijfplaats op de plaats van het geschonken goed.

 

3. Familiale ondernemingen

Principe

De schenking van een familiale onderneming (eenmanszaak of vennootschap) kan, onder bepaalde voorwaarden, plaatsvinden met vrijstelling van schenkingsrechten, ongeacht de hoedanigheid van de begiftigde.

Toelichting 

Dit gunstregime heeft als doel de opvolging in familiebedrijven te stimuleren om op die manier de continuïteit te garanderen.

 

Beoogde activa

De activa die in aanmerking komen voor de vrijstelling zijn de volgende:

·        voor een eenmanszaak: de goederen die een universaliteit van goederen, een bedrijfstak of een handelsfonds vormen (art. 140bis, §1, lid 1, 1° W.W.Reg.).

·        voor een vennootschap: de effecten en schuldvorderingen uitgegeven door de betrokken vennootschap (art. 140bis, §1, lid 1, 2° W.W.Reg.).

Toelichting

a. Het kan gaan om zowel de volle eigendom, de blote eigendom als het vruchtgebruik (art. 140bis, §1, lid 1, 1° en 2° W.W.Reg.).

b. Het moet gaan om het onverdeeld deel van de goederen (circ. 18/2006, art. 21, 13.09.2006).

c. Onroerende goederen die deel uitmaken van een eenmanszaak zijn uitgesloten van de vrijstelling wanneer ze volledig aangewend worden voor bewoning. In geval van gedeeltelijke aanwending voor bewoning moet er voor de heffing van de schenkingsrechten een omslag gebeuren waarbij de verkoopwaarde van het deel van het onroerend goed dat voor bewoning wordt aangewend gesteld wordt tegenover de totale verkoopwaarde van het onroerend goed (art. 140bis, §1, lid 1, 1° W.W.Reg.; art. 10 circ. 18/2006, 13.09.2006). Onroerende goederen die weliswaar bestemd zijn voor bewoning, maar niet als dusdanig gebruikt worden, komen wel in aanmerking voor de vrijstelling (circ. 18/2006, art. 9, 13.09.2006).

d. Onder effecten verstaat men: de aandelen, winstaandelen, intekeningsrechten en winstbewijzen van een vennootschap (art. 140bis, §3 W.W.Reg.).

e. Onder schuldvordering verstaat men: elke geldlening gegeven door de schenker aan een vennootschap waarvan hij de aandelen bezit (bv. obligaties, rekening-courant). Deze komen evenwel slechts voor de vrijstelling in aanmerking voor zover het nominale bedrag ervan niet meer bedraagt dan het deel van het maatschappelijk kapitaal dat werkelijk volstort wordt en dat niet het voorwerp uitmaakt van een vermindering (art. 140bis, §4 W.W.Reg.).

 

Voorwaarden

Voor een eenmanszaak zijn de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de vrijstelling de volgende (art. 140bis, §1 en 2 W.W.Reg.):

1.     Uitoefening van een toegelaten activiteit: het moet gaan om een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouw- of bosactiviteit, een vrij beroep, een ambt of een post.

2.     Uitoefening van de activiteit in de Europese Economische Ruimte (EER).

3.     Persoonlijke exploitatie: de onderneming moet door de schenker, eventueel samen met anderen, persoonlijk geëxploiteerd worden.

4.     Tewerkstelling: de onderneming moet minstens één persoon (werknemer of zelfstandige) tewerkstellen in het Waals gewest.

Voor een vennootschap zijn de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de vrijstelling de volgende (art. 140bis, §1 en 2 W.W.Reg.):

1.     Uitoefening van een toegelaten activiteit (zie eenmanszaak).

2.     Maatschappelijke zetel in de Europese Economische Ruimte (EER).

3.     Minimumparticipatie: de effecten die bij de schenking overgedragen worden moeten minstens 10% van de stemrechten in de algemene vergadering (AV) vertegenwoordigen. Bezat de schenker samen met zijn familie minder dan 50% van de stemrechten in de AV, dan moet er in principe een aandeelhoudersovereenkomst opgesteld worden.

4.     Tewerkstelling (zie eenmanszaak).

Toelichting

a. Onder ‘familie’ verstaat men: de partner, de verwanten in rechte lijn (alsook hun partner), de zijverwanten tot en met de tweede graad (alsook hun partner) en de kinderen van vooroverleden broers en zussen van de schenker (art. 140bis, §2, lid 1, 2° in fine W.W.Reg.).

b. De aandeelhoudersovereenkomst moet ondertekend worden door partijen die samen minstens 50% van de stemrechten in de AV vertegenwoordigen en die er zich toe verbinden om de voorwaarden ter behoud van het verlaagd tarief te zullen naleven (art. 140bis, §2, lid 1, 2°, tweede streepje W.W.Reg.).

c. Men moet een attest, afgeleverd door de regering van het Waals gewest, kunnen voorleggen waarin bevestigd wordt dat de vereiste voorwaarden vervuld zijn (art. 140bis, §2, lid 1, 3° W.W.Reg.).

 

Formaliteiten

Notariële akte De schenking moet gebeuren door middel van een notariële akte (V 8820). De begiftigde die aanspraak maakt op de vrijstelling moet in of onderaan de akte verklaren dat bovenstaande voorwaarden vervuld zijn. Bovendien moet hij aan de akte een ondertekende verklaring, opgemaakt naar het model dat door de Waalse regering is voorgeschreven, hechten. In deze verklaring moet men het volgende vermelden (circ. 18/2006, 13.09.2006; art. 9 besluit Waalse regering, 29.06.2006):

·        naam en voornamen, geboortedatum en woonplaats van de schenker(s);

·        het volledige adres van het ontvangkantoor van de schenkingsrechten waar de notariële schenkingsakte geregistreerd wordt;

·        naam, voornamen en woonplaats van de opvolger(s) voor wie de aangifte is verricht;

·        de benaming of de firmanaam, de activiteiten, de hoofdactiviteiten, het ondernemingsnummer en het adres van de onderneming waarvoor de vrijstelling aangevraagd wordt;

·        indien de betrokken onderneming dochterondernemingen heeft: de benaming of de firmanaam, de activiteit of de hoofdactiviteiten, het ondernemingsnummer en het adres van die dochterondernemingen;

·        ofwel het aantal werknemers die de onderneming en haar dochteronderneming in Wallonië in hebben genomen met arbeidsovereenkomsten en onderworpen aan het RIZIV, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, tijdens de vier kwartalen die voorafgaan aan het kwartaal van de notariële schenkingsakte;

·        ofwel het aantal zelfstandigen die in Wallonië hoofdzakelijk aan de onderneming en haar dochterondernemingen verbonden zijn en die hun bijdragen in verband met het sociale statuut der zelfstandigen betaald hebben, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, tijdens de vier kwartalen die voorafgaan aan het kwartaal van de notariële schenkingsakte;

·        de verkoopwaarde van de zakelijke rechten op de goederen (eenmanszaak) of op alle effecten en schuldvorderingen (vennootschap), berekend op de dag van de notariële schenkingsakte, en het aantal en soort effecten die in het bezit zijn van de schenker(s) of de opvolger(s) voor en na de schenking;

·        in geval het gaat om de schenking van een eenmanszaak waarin zich een onroerend goed bevindt dat geheel of gedeeltelijk als woning wordt gebruikt: de lijst en de juiste ligging van dit onroerend goed, het percentage ervan dat als woning is gebruikt en de verkoopwaarde;

·        de verdeling van de opbrengsten van de resultatenrekening van de onderneming en haar dochterondernemingen op geconsolideerde basis tussen haar verschillende activiteiten voor het lopende boekjaar van de vennootschap en voor beide laatste, op het ogenblik van de notariële akte afgesloten boekjaren van de vennootschap;

·        in het voorkomende geval, het nominale bedrag van de schuldvorderingen.

Toelichting Wanneer er meerdere begiftigden zijn volstaat één verklaring, wanneer die ondertekend is door alle begiftigden (circ. 18/2006, 13.09.2006).

 

Documenten 

Bij deze verklaring moeten de volgende documenten gevoegd worden (circ. 18/2006, 13.09.2006):

·        het oprecht verklaarde afschrift van het register van de effecten op naam en, in het voorkomende geval, de lijst van de aanwezigen op de laatste algemene vergadering;

·        in het voorkomende geval, het oprecht verklaarde afschrift van de aandeelhoudersovereenkomst;

·        indien de effecten certificaten uitmaken die verband houden met aandelen, winstbewijzen, intekeningsrechten en aandelen van de onderneming: een door een notaris, een bedrijfsrevisor of een accountant ondertekend attest waarbij bevestigd wordt dat die certificaten voldoen aan de hierboven gestelde voorwaarden.

Behoud van de vrijstelling

Het is niet voldoende dat men bij de schenking voldoet aan de voorwaarden om voor de vrijstelling in aanmerking te komen. Men moet immers ook nadien nog voldoen aan een aantal voorwaarden (art. 140quinquies W.W.Reg.).

Eenmanszaak 

Voor een eenmanszaak gaat het om de volgende voorwaarden:

1.     Voortzetting van de onderneming: na de schenking moet de onderneming zonder onderbreking gedurende ten minste vijf jaar voortgezet worden door de begiftigde.

2.     Behoud van de tewerkstelling: het tewerkstellingsniveau, bij de schenking, moet gedurende een periode van minstens vijf jaar voor minstens 75% behouden blijven.

3.     Verbod tot bewoning: de onroerende goederen mogen, gedurende een periode van vijf jaar, niet voor bewoning aangewend worden. Wordt deze voorwaarde niet nageleefd, dan zijn de schenkingsrechten verschuldigd in de mate waarin de onroerende goederen voor bewoning aangewend worden.

4.     Behoud van de investeringen: het tegoed dat geïnvesteerd werd, mag gedurende de eerste vijf jaar na de schenking niet dalen door uitkering of terugbetalingen. Wordt er een daling vastgesteld, dan zullen in die verhouding de gewone schenkingsrechten verschuldigd zijn.

Toelichting 

a. Het moet niet om dezelfde activiteit gaan, maar wél om een activiteit die in aanmerking komt voor het gunstregime (V 10110) (circ. 18/2006, art. 44-45, 13.09.2006).

b. Indien er meerdere begiftigden zijn is het niet nodig dat zij allemaal de onderneming voortzetten (circ. 18/2006, art. 45, 13.09.2006).

c. De beoordeling van de tewerkstellingsvoorwaarde gebeurt slechts eenmalig, na het verloop van de periode van vijf jaar, waarbij de jaargemiddelden van de voltijdse eenheden van de vijfjarige periode opgeteld worden en vervolgens gedeeld worden door vijf. Er wordt afgerond naar boven of naar beneden naargelang het eerste decimaal al dan niet gelijk is aan of hoger is dan vijf (art. 140quinquies, §1, lid 1, 2° W.W.Reg.).

d. Men moet na afloop van de periode van vijf jaar een ondertekende verklaring verstrekken waaruit blijkt dat aan alle voorwaarden tot behoud van het gunstregime voldaan werden (art. 140quinquies, §1, lid 1, 5° W.W.Reg.).

e. Er zijn geen aanvullende schenkingsrechten verschuldigd wanneer men niet kan voldoen aan de voorwaarden wegens overmacht. Het bewijs van de overmacht rust op de opvolger (circ. 18/2006, art. 58, 13.09.2006).

 

Vennootschap 

Voor een vennootschap gaat het om de volgende voorwaarden:

1.     Voortzetting van de onderneming: na de schenking moet de onderneming gedurende ten minste vijf jaar voortgezet worden.

2.     Behoud van de tewerkstelling (zie eenmanszaak).

3.     Behoud van het kapitaal: het maatschappelijk kapitaal mag gedurende de eerste vijf jaar na de schenking niet dalen door uitkering of terugbetalingen. Wordt er een daling vastgesteld, dan zullen in die verhouding de gewone schenkingsrechten verschuldigd zijn.

Toelichting 

a. Het moet niet om dezelfde activiteit gaan, maar wél om een activiteit die in aanmerking komt voor het gunstregime (V 10110) (circ. 18/2006, art. 44-45, 13.09.2006).

b. De beoordeling van de tewerkstellingsvoorwaarde gebeurt slechts eenmalig, na het verloop van de periode van vijf jaar, waarbij de jaargemiddelden van de voltijdse eenheden van de vijfjarige periode opgeteld worden en vervolgens gedeeld worden door vijf. Er wordt afgerond naar boven of naar beneden naargelang het eerste decimaal al dan niet gelijk is aan of hoger is dan vijf (art. 140quinquies, §1, lid 1, 2° W.W.Reg.).

c. Men moet na afloop van de periode van vijf jaar een ondertekende verklaring verstrekken waaruit blijkt dat aan alle voorwaarden tot behoud van het gunstregime voldaan werden (art. 140quinquies, §1, lid 1, 5° W.W.Reg.; circ. 18/2006, art. 53, 13.09.2006).

d. Er zijn geen aanvullende schenkingsrechten verschuldigd wanneer men niet kan voldoen aan de voorwaarden wegens overmacht. Het bewijs van de overmacht rust op de opvolger (circ. 18/2006, art. 58, 13.09.2006).

 

4. Diverse

Bossen, wouden en beschermde gebieden

Zijn vrijgesteld van het schenkingsrecht, de schenking van (art. 131quater en art. 131quinquies, §1 W.W.Reg.):

·        bomen op stam in de bossen in de zin van het Boswetboek;aandelen en deelbewijzen van een bosgroepering in de zin van de wet van 6 mei 1999;

·        onroerende goederen die erkend worden (of in aanmerking komen voor erkenning) als Natura 2000-gebied.

Beschermde monumenten

Zijn vrijgesteld van het schenkingsrecht, de schenking van als monument beschermde onroerende goederen, op voorwaarde dat (art. 159, 15° W.W.Reg):

·        het gaat om een schenking in de rechte lijn, tussen echtgenoten, tussen wettelijk samenwonenden of in de zijlijn tot in de derde graad;

·        het gaat om een schenking in volle eigendom of in vruchtgebruik;

·        de uitgespaarde schenkingsrechten binnen een periode van 10 jaar geïnvesteerd worden in de instandhoudingsverrichtingen, de voorafgaande onderzoeken en de herstelwerken van het betrokken monument.

Kinderlast

Schenkingen van onroerende goederen aan personen met minstens drie kinderen van minder dan 21 jaar ten laste geven recht op een vermindering van de schenkingsrechten. Deze vermindering bedraagt in principe 2% per kind, met een maximum van € 62 per kind. Gaat het echter om een schenking tussen partners, dan bedraagt deze vermindering 4% per kind dat minder dan 21 jaar is, met een maximum van € 124 per kind (art. 135 W.W.Reg.).

Toelichting

a. Ook adoptiekinderen komen in aanmerking. Diegenen die het voorwerp uitmaakten van een ‘gewone’ adoptie moeten zich ten opzichte van de begiftigde in één van de vier uitzonderingsgevallen bevinden (art. 132-2, lid 2 W.W.Reg.).

b. Het verwekt kind wordt met een kind gelijkgesteld indien het levensvatbaar geboren wordt (art. 135, in fine W.W.Reg.).

c. Onder partners verstaat men gehuwden en wettelijk samenwonenden (art. 135, lid 2 W.W.Reg.).

 

Overheden, instellingen en goede doelen

Schenkingen (van roerende en onroerende goederen) aan de volgende overheden, instellingen en goede doelen zijn vrijgesteld van schenkingsrechten of kunnen plaatsvinden aan verlaagde tarieven:

Tarief

Begiftigde

0%

(art. 140, lid 1, 1°bis W.W.Reg.)

·        de gewesten, Gemeenschappen en Gemeenschapscommissies; (1) en (2)

·        de federale staat en de lidstaten van de EER; (2)

·        de Beheerscommissies voor natuurparken wanneer ze de vorm aannemen van een VZW, overeenkomstig art. 11 van het decreet van 16.07.1985 betreffende de natuurparken.

(1) Alsook de instellingen die hiermee vergelijkbaar zijn en opgericht overeenkomstig en onderworpen zijn aan de wetgeving van een andere lidstaat van de EER.

(2) Alsook de rechtspersonen opgericht door deze instellingen.

5,5%

(art. 140, lid 1, 1° W.W.Reg.)

·        de in België gelegen provincies, gemeenten, provinciale en gemeentelijke openbare instellingen, intercommunales en autonome gemeentebedrijven; (3)

·        de maatschappijen erkend door de Waalse huisvestingsmaatschappij;

·        het Woningfonds van de kroostrijke gezinnen van Wallonië;

·        de instellingen met een maatschappelijk doel bedoeld in art. 191 van de Waalse huisvestingscode, erkend door de Waalse regering als sociaal vastgoedagentschap, buurtregie of vereniging ter bevordering van de huisvesting.

(3) Evenals de vergelijkbare rechtspersonen opgericht overeenkomstig en onderworpen aan de wetgeving van een andere lidstaat van de EER.

7%

(art. 140, lid 1, 2° W.W.Reg.)

·        VZW’s;

·        ziekenkassen en nationale unies van ziekenkassen;

·        beroepsunies en internationale VZW’s;

·        privéstichtingen en stichtingen van openbaar nut.

 

C. Progressievoorbehoud

Algemeen

Schenkt men een onroerend goed, dan wordt er in principe rekening gehouden met de onroerende schenkingen, tussen dezelfde partijen gedaan, die dagtekenen van minder dan drie jaar vóór de datum van de nieuwe schenking en die vóór laatstgenoemde datum geregistreerd werden of verplicht registreerbaar geworden zijn. Deze schenkingen worden dus bij de belastbare grondslag van de nieuwe schenking gevoegd om de tariefschijf te bepalen waartegen de nieuwe schenking belast moet worden.

Er wordt echter geen rekening gehouden met de schenkingen van onroerende goederen:

·        die in het buitenland gelegen zijn;

·        die deel uitmaken van een familiale onderneming (eenmanszaak) die geschonken werd met toepassing van het vrijstellingsregime (V 10090).

Toelichting De vroegere schenkingen worden niet opnieuw belast. Deze tellen enkel mee om het toepasselijk percentage, dat toegepast moet worden op de nieuwe schenking, te bepalen (art. 137, lid 1 W.W.Reg.).

Voorbeeld

Ouders schenken samen een appartement ter waarde van € 500.000 aan hun zoon. Indien de ouders twee jaar geleden samen reeds een bouwgrond ter waarde van € 150.000 geschonken hadden aan hun zoon, zouden er op de schenking van het appartement € 66.500 in plaats van € 45.000 schenkingsrechten verschuldigd zijn.

Berekening: (75.000 x 0%) + (25.000 x 4%) + (75.000 x 9%) + (25.000 x 12%) + (125.000 x 18%) x 2 (deel vader en deel moeder).

Schenken in schijfjes

Door dit progressievoorbehoud voor onroerende schenkingen kunnen de schenkingsrechten sterk oplopen, afhankelijk van:

·        de grootte van het te schenken onroerend vermogen;

·        het aantal schenkers;

·        het aantal begiftigden.

Men kan dit progressievoorbehoud echter vrij eenvoudig omzeilen door onroerende goederen te schenken in schijfjes. Concreet houdt dit in dat men onroerende goederen gefaseerd gaat schenken, met tussenpozen van drie jaar. Deze werkwijze kan men zelfs toepassen op één en hetzelfde onroerend goed.

Toelichting 

Bij een schenking in schijfjes zullen wel bijkomende notariskosten verschuldigd zijn aangezien er meerdere notariële schenkingen moeten verleden worden. Dit zal doorgaans echter geenszins opwegen tegen de bespaarde schenkingsrechten.

Voorbeeld

Vader en moeder wensen hun appartement in Knokke met een verkoopwaarde van € 1.200.000 te schenken aan hun zoon. Indien ze dit in één keer schenken zijn er in totaal € 207.000 schenkingsrechten verschuldigd ((€ 25.000 x 3%) + (€ 75.000 x 4%) + (75.000 x 9%) + (25.000 x 12%) + (200.000 x 18%) + (100.000 x 24%) + (100.000 x 30%) x 2 (deel vader en deel moeder)). Men betaalt dus gemiddeld 17,25% schenkingsrechten.

Door dit appartement echter in schijfjes te schenken met tussenpozen van minstens drie jaar kan men het tarief van de schenkingsrechten sterk verlagen. Vader en moeder zouden bv. ieder in drie fasen een eigendomsdeel ter waarde van € 200.000 kunnen schenken. In totaal zouden er dan € 81.000 ((€ 25.000 x 3%) + (€ 75.000 x 4%) + (€ 75.000 x 9%) + (25.000 x 12%) * 2 (deel vader en deel moeder) x 3 (aantal fasen)) schenkingsrechten verschuldigd zijn. Met zou in dat geval gemiddeld 6,75% schenkingsrechten betalen. Laat men steeds exact drie jaar tussen de verschillende schenkingen, dan zal het volledige appartement geschonken zijn aan de zoon in jaar N+6.